Waarschuwingsinrichtingen
Let op:
Waarschuwingsinrichtingen als waarschu-
wingslicht, flitslamp en geluidssignaal bij
achteruitrijden moeten regelmatig op hun
werking worden gecontroleerd. Storingen
moeten direct worden verholpen. De be-
diening van de machine bij ontbrekende of
defecte waarschuwingsinrichtingen ver-
eist verhoogde zorg en aandacht.
Gevaar:
Nationale voorschriften hebben altijd voor-
rang. Deze kunnen andere gedragswijzen
verlangen en moeten altijd in acht worden
genomen.
Instellen van de zitpositie
NB:
De bestuurdersstoel en het stuurwiel kun-
nen naar believen worden ingesteld voor
een aangename zitpositie.
Aanbevolen zithouding
294
Let op:
Let op een correcte zithouding. De benen
mogen niet aan de zijkant uit de machine
steken.
Het zijwaarts uitsteken van de benen kan
tot ernstig letsel leiden bij nauwe doorgan
gen en ook bij vaste voorwerpen (bijv. ba
lustrades, staanders enz.) in de
reinigingsomgeving.
Instellen van de bestuurdersstoel
• De positie van de bestuurdersstoel
kan worden ingesteld door verhogen
[1] en verschuiven [2].
1
2
NB:
Let erop dat de bestuurdersstoel correct
aangebracht is in de daarvoor bedoelde
groeven.
Stuurwiel instellen
• Ontgrendel de vergrendeling [1], stel
het stuurwiel [2] in de gewenste posi-
tie in en vergrendel de vergrendeling
weer.
2
1
Verplaatsing
De rijrichting regelt u met het stuur en de snelheid met het
gaspedaal. De snelheid kan continu worden bijgesteld.
Bij het loslaten van het gaspedaal wordt de motor afgeremd
tot de machine stilstaat en dan wordt de parkeerrem geacti-
veerd.
Vooruitrijden
• Zet de machine aan (sleutelschakelaar).
• Alle indicatie-elementen lichten kort
op.
De batterij-indicator signaleert of de
machine bedrijfsklaar is.
(In geval van storing, zie pagina
302).
• Om vooruit te rijden moet alleen het gaspedaal worden in-
gedrukt.
NB:
In bochten wordt de snelheid elektronisch
verlaagd.
-
-