Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Bliksembeveiliging; Kabelafmetingen - Grundfos SP Serie Montage- Und Betriebsanleitung

Unterwasserpumpen
Vorschau ausblenden Andere Handbücher für SP Serie:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 19
Eenfase onderwatermotoren van het type MS 4000 dienen te
zijn voorzien van een extra beveiliging (in besturingskast of
afzonderlijk).
Franklin 4" PSC-motoren dienen op een motorbeveiliging te
worden aangesloten.
5.2.2 Driefasen motoren
Grundfos MS-motoren zijn verkrijgbaar met of zonder inge-
bouwde temperatuuropnemer.
Motoren met ingebouwde en toegepaste temperatuuropnemer
dienen als volgt beveiligd te worden:
een motorbeveiliging met thermisch relais of
een MP 204-eenheid en een of meer relais.
Motoren zonder of niet toegepaste temperatuuropnemer dienen
als volgt beveiligd te worden:
een motorbeveiliging met thermisch relais of
een MP 204-eenheid en een of meer relais.
Grundfos MMS-motoren bezitten geen ingebouwde temperatuur-
opnemer. Een Pt100 temperatuuropnemer is als accessoire
beschikbaar.
Motoren met een Pt100 opnemer dienen als volgt beveiligd te
worden:
een motorbeveiliging met thermisch relais of
een MP 204-eenheid en één of meer relais.
Motoren zonder een Pt100 opnemer dienen als volgt beveiligd te
worden:
een motorbeveiliging met thermisch relais of
een MP 204-eenheid en één of meer relais.
5.2.3 Vereiste instellingen van de motorbeveiliging
Bij koude motoren dient de afschakeltijd van de motorstarter min-
der dan 10 sec. te bedragen bij vijf maal de nominale ingangs-
stroom van de motor.
Indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan,
Voorzichtig
komt de garantie op de motor te vervallen.
Ten einde ervoor te zorgen dat de onderwatermotor optimaal is
beveiligd, dient de motorbeveiliging overeenkomstig de volgende
richtlijnen te worden ingesteld:
1. Stel de motorbeveiliging in op de nominale ingangsstroom van
de motor.
2. Stel de pomp in voor een half uur normaal bedrijf en laat de
pomp zo lang draaien.
3. Draai de schaalindicator naar beneden tot het punt waarop de
motor wordt uitgeschakeld.
4. Stel de beveiliging 5 % hoger in.
De hoogst toegestane instelling is de nominale ingangsstroom.
Motoren die aanlopen met een ster/driehoek-schakelaar dienen
eveneens op deze wijze te worden ingesteld, maar de maximum
instelling dient dan te zijn:
Instelling motorbeveiliging = nominale ingangsstroom x 0,58.
De hoogst toegestane opstarttijd voor ster/driehoek-starten of
starten met behulp van een autotransformer bedraagt 2 sec.

5.3 Bliksembeveiliging

De installatie kan zijn voorzien van een speciale overspannings-
beveiliging die de motor beveiligt tegen overspanning. Een der-
gelijke overspanning kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door
blikseminslag (zie afb. 10).
L1
L2
L3
PE
825045
Drie fasen
Afb. 10 Bevestiging van een systeem voor
overspanningsbeveiliging
L
N
PE
825017
Eén fase
De overspanningsbeveiliging beveiligt echter niet tegen directe
blikseminslag.
De overspanningsbeveiliging dient zo dicht mogelijk in de buurt
van de motor op de installatie te worden aangesloten in overeen-
stemming met de in Nederland/België geldende regelgeving.
Bij Grundfos zijn ook bliksembeveiligingen verkrijgbaar.
Onderwatermotoren van het type MS 402 zijn dermate goed
geïsoleerd, dat daarvoor geen extra bliksembeveiliging nodig is.
Bij Grundfos is een speciale kabelverbindingsset verkrijgbaar met
ingebouwde overspanningsbeveiliging voor Grundfos
4"-onderwatermotoren (bestelnr. 799911 / 799912).

5.4 Kabelafmetingen

Controleer nauwkeurig of de onderwaterkabel bestand is tegen
permanente onderdompeling in de te pompen vloeistof en tegen
de temperaturen waar de kabel aan blootgesteld zal worden.
Grundfos heeft onderwaterkabels voor een groot aantal installa-
ties.
De keuze van een bepaalde kabeldoorsnede (q) hangt af van de
volgende voorwaarden:
1. De afmetingen van de onderwaterkabel dienen geschikt te zijn
voor de nominale ingangsstroom (I).
2. De kabel dient dik genoeg te zijn om spanningsverlies over de
kabel op te kunnen vangen.
Gebruik de kabel met de grootste diameter, te bepalen aan de
hand van de twee onderstaande methoden (punt 1 en 2).
Ad 1: In onderstaande tabel vindt u de stroomwaarden van de
Grundfos-onderwaterkabels (de maximaal toelaatbare stroom in
een kabel) bij een omgevingstemperatuur van max. 30 °C.
Is de temperatuur hoger dan 30 °C, dan dient u contact op te
nemen met Grundfos.
Bij het bepalen van de afmetingen dient u ervoor te zorgen dat de
nominale ingangsstroom niet hoger is dan de stroomwaarde (I
Voor ster/driehoek-starten dienen de kabelafmetingen zodanig te
zijn, dat 0,58 x de nominale ingangsstroom niet hoger is dan de
stroomwaarde (I
) van de kabels.
s
2
q [mm
]
I
[A]
s
1,5
18,5
2,5
25
4
34
6
43
10
60
16
80
25
101
35
126
Indien u geen onderwaterkabels van Grundfos gebruikt, dient u
de kabeldoorsnede te kiezen op basis van de stroomwaarden van
de door u gebruikte kabels.
Ad 2:
De diameter van de onderwaterkabel moet toerei-
kend zijn om te voldoen aan de eisen voor de
N.B.
spanningsvoorziening als vermeld in paragraaf
5.1 Algemeen.
Bepaal met behulp van de diagrammen op pagina 157 en 158
hoeveel het spanningsverlies is bij een bepaalde doorsnede.
Daarbij geldt dat:
I =
De nominale ingangsstroom van de motor.
Voor ster/driehoek-starten geldt:
I = nominale ingangsstroom van de motor x 0,58.
Lx =
De lengte van de kabel vertaald in een spanningsverlies
van 1 % van de nominale spanning
kabellengte
Lx =
toelaatbaar spanningsverlies in %
q =
Doorsnede van de onderwaterkabel.
Trek een rechte lijn tussen de geldende I-waarde en de Lx-
waarde. U kiest de dikte die recht boven het punt wordt aange-
geven waar de lijn de q-as snijdt.
).
s
2
q [mm
]
I
[A]
s
50
153
70
196
95
238
120
276
150
319
185
364
240
430
300
497
107

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis