Tankafnameset; Wateraansluiting - Truma Combi D4 CP plus ready Einbauanweisung

Kachel en doseerpomp met brandstofleiding verbinden
Boorgat voor de doorvoer van de brandstofleiding (32 – in
de geluidswerende slang) en van de aansluitkabel (36) van
de doseerpomp op een geschikte plaats op de vloer van het
voertuig markeren.
Voorafgaand aan het boren altijd letten op erachter
liggende resp. verborgen kabels, brandstofleidingen,
chassisdelen en dergelijke!
Vervolgens de snijvlakken bij de openingen in de voertuig-
bodem met een ondergrondbeschermlaag afdichten.
De brandstofleiding (32) en aansluitkabel (36) van de doseer-
pomp (27) zo aanleggen, dat deze niet kunnen schuren. Ge-
bruik bovendien doorvoertulen of randbeschermingsprofielen
bij scherpe randen, bijvoorbeeld bij doorvoeren op metalen
wanden.
De brandstofleiding (32) perszijde in de bijgevoegde geluids-
werende slang (33) van mosrubber aanbrengen.
Als de brandstofleidingen tegen delen van het voertuig
liggen of de kabelbinders te vast zijn aangetrokken, leidt
dit tot overdracht van geluiden van de doseerpomp (klakken).
De brandstofleiding (32 – in de geluidswerende slang) met de
kachel en de doseerpomp (27) verbinden. De geluidswerende
slang (33) samen met de aansluitkabel (36) aan het voertuig
met slanghouders (art.-nr. 34020-76000) of los met kabelbin-
ders bevestigen (ca. om de 50 cm).
35
33
34
27
37
Afbeelding 23
30 = brandstofaansluiting – toestel
31 = brandstofslang 90° elleboog
32 = brandstofleiding, binnendoorsnede 2 mm (persleiding)
33 = geluidswerende slang van mosrubber
34 = brandstofslang
35 = klemmen
36 = aansluitkabel doseerpomp
37 = zuigleiding die van de brandstofvoorziening van het
voertuig komt

Tankafnameset

De verbinding van de doseerpomp met de brandstofvoorzie-
ning van het voertuig vindt plaats met een voertuigspecifieke
tankafnameset.
Tankafnamesets op aanvraag.

Wateraansluiting

Voor de werking van de boiler kunnen alle pers- en dompel-
pompen tot 2,8 bar worden gebruikt, evenals alle mengkranen
met of zonder elektrische schakelaar.
Bij aansluiting op een centrale watervoorziening (land- resp.
city-aansluiting) of bij sterkere pompen moet een drukregelaar
worden gebruikt, die verhindert, dat een hogere druk dan 2,8 bar
in de boiler kan optreden.
Door verwarming van het water en de daaruit voortvloei-
ende uitzetting kan tot het activeren van de veiligheids-
kraan een druk tot 4,5 bar optreden (ook bij dompelpompen
mogelijk). De waterleidingen voor de aansluiting op boiler en
veiligheids-/aftapkraan moeten drinkwaterecht, drukbestendig
(tot 4,5 bar) en heetwaterbestendig tot +80 °C zijn.
Bij gebruik van dompelpompen moet een terugslagklep
(40 – niet in de levering inbegrepen) tussen pomp en de
eerste aftakking worden gemonteerd. Bij de inbouw van de
terugslagklep op de stroomrichting letten. (Zie afbeelding 24 –
Voorbeeld van een installatie met flexibele slangen Ø 10 mm.)
Afbeelding 24
36
Bij het gebruik van perspompen met grote schakelhysterese
30
kan er warmwater via de koudwaterkraan terugstromen. Als
anti-terugstroommechanisme adviseren wij tussen de afvoer
naar de koudwaterkraan en de veiligheids-/aftapkraan een
31
terugslagklep (40 - niet in de levering inbegrepen) te monte-
32
ren. Bij de inbouw van de terugslagklep op de stroomrichting
35
letten. (Zie afbeelding 25 – Voorbeeld van een installatie met
flexibele slangen Ø 10 mm.)
Afbeelding 25
Bij installatie met flexibele slangen (Ø 10 mm)
De hoekaansluitingen (45 + 46) en de veiligheids-/aftapkraan (24)
hebben een aansluiting met Ø 10 mm. Alle slangverbindingen
moeten beveiligd worden met slangklemmen (ook voor koud
water)!
Bij installatie met vaste buizen (Ø 12 mm)
De hoekaansluitingen (45 + 46) en de veiligheids-/aftapkraan (42)
hebben een binnenaansluiting van Ø 12 mm. Wij adviseren
de buizen, steunhulzen en veiligheidsringen van John Guest
toe te passen. Voor de aansluiting van buizen met andere
diameters bestaan er geschikte adapters (niet in de levering
inbegrepen).
46
44
42
47
45
43
46
44
40
42
47
45 43
40
41
41
49