Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Brandstofaansluiting; Veiligheidsaanwijzingen Voor De Aanleg Van Brandstofleidingen; Inbouw Van De Doseerpomp - Truma Combi D4 CP plus ready Einbauanweisung

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für Combi D4 CP plus ready:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 3

Brandstofaansluiting

Voor de werking van de kachel is dieselbrandstof volgens
DIN EN 590 vereist.
De brandstofafname vindt plaats van de voertuigtank (zie
tankafnameset)
De brandstofafname uit het terugloopsysteem van de
voertuigmotor of na de transportpomp van het voertuig
is niet toegestaan.
Voor de inbouw alleen de in de levering inbegrepen brand-
stofslangen en -leidingen gebruiken.
Toegelaten lengte van de brandstofleidingen
De maximale lengte van de brandstofleiding voor de
zuigzijde 2 m en voor de perszijde 6 m in acht nemen.
Veiligheidsaanwijzingen voor de aanleg van
brandstofleidingen
Brandstofslangen en -leidingen alleen met de slangsnijder
(art.-nr. 34020-45300) of een scherp mes afsnijden. Snijopper-
vlakken mogen niet worden ingedrukt en moeten braamvrij zijn.
Brandstofleidingen moeten goed worden bevestigd om scha-
de en / of ruisvorming door trillingen te voorkomen (aanbevo-
len richtwaarde: bevestigingen op afstanden van ca. 50 cm).
Brandstofleidingen moeten tegen mechanische beschadiging-
en worden beschermd.
Brandstofleidingen zo aanleggen dat draaiingen van het voer-
tuig, bewegingen van de motor en dergelijke geen nadelige
invloed op de grip uitoefenen.
Brandstofvervoerende delen tegen bedrijfsstorende warmte
beschermen (geschikte warmtebeschermslang van glasvezel
met aluminiumlaminaat gebruiken).
Brandstofleidingen nooit meteen direct tegen de uitlaatgasaf-
voeren van de kachel of van de motor van het voertuig leggen
of bevestigen. Bij overkruisen steeds op voldoende afstand
van hete onderdelen letten, zo nodig beschermplaten tegen
warmtestraling aanbrengen.
Bij verbinding van brandstofleidingen met een brandstofslang
moeten de brandstofleidingen altijd stotend worden gemon-
teerd. Zo wordt nadelige blaasvorming voorkomen.
Juiste aanleg van leidingen
Verkeerde aanleg van leidingen
(blaasvorming)
Afbeelding 19
48

Inbouw van de doseerpomp

De doseerpomp (27) altijd met de perszijde (stroomrichting)
naar boven oplopend inbouwen.
Doseerpomp (27) tegen verwarming (bedrijfstemperatuur
max. 40° C) beschermen; daarom niet in de buurt van geluids-
dempers en uitlaatgasbuizen monteren.
Inbouwplaats van de doseerpomp
Afbeelding 20
Toelaatbare zuig- en drukhoogte van de doseerpomp
Drukhoogte van de voertuigtank naar
de doseerpomp:
Zuighoogte bij drukloze voertuigtank:
Zuighoogte bij een voertuigtank,
waarbij bij afname onderdruk ontstaat
(klep met 0,03 bar in de tanksluiting):
Drukhoogte van de doseerpomp naar
de kachel:
a
b
Afbeelding 21
Bevestiging van de doseerpomp
De doseerpomp (27) op een geschikte plaats aan het voertuig
met hoek (28) en houder (29) – in de levering inbegrepen –
bevestigen.
90°
Afbeelding 22
a = max. 1.500 mm
b = max. 1.000 mm
b = max. 400 mm
c = max. 2.000 mm
c
28
27
29

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis