Herunterladen Diese Seite drucken

Conrad 12 79 49 Bedienungsanleitung Seite 76

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

Raak de aansluitingen bij condensatoren met spanningen > 25 VAC resp.
35 VDC niet aan. Voorzichtig! Levensgevaarlijk!
Voer geen metingen aan condensatoren uit, die ingebouwd zijn in scha-
kelingen/ delen van schakelingen.
Voor het meten van diodes en halfgeleidertrajecten resp. van condensa-
toren tot max. 4000 (F (= 4 mF) handelt u als volgt:
a) Zet de draaischakelaar op „
b) Verbind het zwarte meetsnoer met de bus „COM" op de meter en het
rode meetsnoer met de bus „-I(-•-I<-•-mA•SIG•AUX•LOGIC"
c)Aan de linker rand van het beeldscherm is tijdens de meting de bar-
graph actief, een soort analoge weergave met een hogere meetsnel-
heid. De bargraph heeft de functie van een tendensaanduiding.
d) Verbind de punten van de meetsnoeren met het te meten object en
volg, indien nodig, de volgende toetsinvoer voor het instellen van de
beschikbare subfuncties:
P-H Bij de Peak-hold-functie wordt steeds de hoogste (MAX) en laagste
(MIN) voorkomende spanningpiekwaarde (Peak = piek) geregistre-
erd en weergegeven. Op de bovenste regel van het display verschijnt
steeds de actuele meetwaarde (de Peak-Hold-functie kan alleen bij
de digitale mode opgeroepen worden). Druk daartoe in het basis-
menu op de toets „F2". De Peak-Hold-functie en de Relatieve functie
„REL" zijn bij diodemeting niet mogelijk.
REL
P-H
F1
F2
F3
RESET RUN PAUSE
REL Bij het indrukken van toets F1 wordt de actuele aanduiding op „0"
gezet, d.w.z. alle volgende metingen hebben betrekking op „0 V".
Het verschil met het ingestelde „nulpunt" wordt weergegeven. Tij-
dens deze functie knippert het symbool „REL". Om de functie uit te
150
"
Basismenu
F4
F1
F2
F3
F4
EXIT
F1
F2
F3
F4
schakelen, drukt u eenmaal op toets F1 (knipperen stopt, functie
beëindigd).
P-H Functiebeschrijving zie afbeelding en toetsen-"diagram".
De beschrijving van de capaciteitsmeting zie boven
De diodemeting wordt gestart met toets F4 vanuit het basismenu.
Sluit de punten van de meetsnoeren aan op een spanningloos half-
geleiderelement, een diode of een transistor. U dient er daarbij op te
letten dat het rode meetsnoer met de anode en het zwarte meets-
noer met de kathode verbonden moeten worden. Nu wordt de
doorlaatrichting gemeten. Bij een intacte PN-overgang verschijnt bij
Si-diodetrajecten een waarde tussen 0,45 en 0,75 VDC, bij Ge-diode-
trajecten een waarde tussen 0,2 en 0,4 VDC. Als echter in plaats van
een spanningswaarde het woord „OVER" (voor overload) verschijnt,
dan is het diodetraject onderbroken of u hebt de meetsnoeren
omgewisseld. Als bij transistors een spanning van meer dan 1 V
gemeten wordt, kan het daarbij gaan om transistors met ingebouw-
de weerstanden.
Bij lichtdiodes wordt een doorlaatspanning van ca. 1,4 tot 2,2 VDC
gemeten. Als het om een Low-Current Led gaat, dan is de meet-
stroom voldoende om deze diode op te laten lichten. De blokkeer-
richting van een diodetraject wordt gemeten door de kathode met
het rode meetsnoer en de anode met het zwarte meetsnoer te ver-
binden. Als er dan een spanningswaarde aangegeven wordt, is de
diode defect. Als er daarentegen „OVER" aangegeven wordt, is de
diode hoogohmig (i.O.). Om van de diodemeting terug te schakelen
naar de capaciteitsmeting, drukt u op toets F3.
BLACK
RS232
0,529 V
RED
AUTO
DIODE
Diode
151

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Kapitel

loading