ULTRATHANE® SUPRAPUBISCHE SET MET MAC-LOC®
LET OP: Krachtens de federale wetgeving van de Verenigde Staten mag dit hulpmiddel uitsluitend worden
verkocht door, of op voorschrift van, een arts (of een naar behoren gediplomeerde zorgverlener).
BESCHRIJVING VAN HET HULPMIDDEL
•
Ultrathane® suprapubische katheter met Mac-Loc® lusvergrendelingsmechanisme
•
Canuleassemblage met obturator met ronde tip
•
Naaldobturator met trocartpunt
•
Doorzichtige polyvinylchloride verbindingsslang met een eenwegafsluitkraan en connector voor drainagezak
•
Disposable scalpel
•
StatLock® hulpmiddel voor katheterfixatie
BEOOGD GEBRUIK
De Ultrathane® suprapubische set wordt gebruikt om blaasdrainage te verschaffen door percutane plaatsing van een
luskatheter.
CONTRA-INDICATIES
Geen, voor zover bekend
WAARSCHUWINGEN
Geen, voor zover bekend
VOORZORGSMAATREGELEN
•
Periodieke evaluatie is vereist; de katheter mag niet meer dan vier weken in het lichaam verblijven.
•
De potentiële effecten van ftalaten op zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven, of kinderen zijn niet
volledig bekend en effecten op voortplanting en ontwikkeling kunnen reden tot zorg zijn.
•
Om te voorkomen dat het monofilament wordt beschadigd, moet voorzichtig te werk worden gegaan bij het
plaatsen van de canuleassemblage in de katheter.
GEBRUIKSAANWIJZING
1. Verdoof de huid over de insteekplaats.
2. Terwijl u de retentielus voorzichtig recht trekt, voert u de canuleassemblage en de obturator met ronde tip
zorgvuldig op in de katheter totdat de lus helemaal rechtgetrokken is. Zet de canuleassemblage vast met de
Luerlock.
3. Trek het monofilament strak.
4. Verwijder de obturator met ronde tip en werp hem weg.
5. Breng de naaldobturator in en zet hem vast met de Luerlock.
6. Vul de blaas met steriele fysiologische zoutoplossing indien hij nog niet helemaal is uitgezet met urine.
7. Maak ongeveer 2,5–5,0 cm boven de symphysis pubica (onder de betastbare koepel van de blaas) een incisie van
2 mm in de huid.
8. Breng de katheter verticaal in de blaas in bij patiënten bij wie geen eerdere bekkenoperatie is uitgevoerd, of
met een hoek van 30° naar de symphysis pubica gericht bij patiënten bij wie wel een eerdere bekkenoperatie is
uitgevoerd.
9. Verwijder de naaldobturator en controleer of er urine stroomt. Indien de druk in de blaas gering is en er niet
spontaan urine door de naald vloeit, moet er urine worden geaspireerd om zeker te stellen dat de kathetertip
zich in de blaas bevindt. Voer de katheter ten hoogste 4 à 5 cm voorbij het eerste teken van blaasvloeistof op.
10. Nadat de positie van de katheter is bevestigd, moet de canuleassemblage zorgvuldig worden verwijderd terwijl
de katheter voorzichtig nog diverse centimeters wordt opgevoerd. De katheter moet zich ruim in de blaas
bevinden om te zorgen dat de retentielus naar behoren wordt gevormd.
19
NEDERLANDS