7.2.2 Instellen van de opvoerhoogte
De gewenste opvoerhoogte wordt ingesteld met de
toetsen "+" en "–".
De ingestelde opvoerhoogte is af te lezen van de
lichtbalk op het bedieningspaneel.
In de onderstaande tabel worden voorbeelden gege-
ven voor het instellen van de opvoerhoogte in relatie
tot het weergeven door de lichtbalk.
UPE 100-60
UPE 50-120
UPE 65-120
UPE 80-120
Constant drukverschil
Afb. 12
H
m
5
4
3
2
1
0
Q Q
Balksegment 5 brandt, waar-
mee een gewenste opvoer-
hoogte van 3 m wordt aangege-
ven.
Afb. 14
H m
10
8
6
4
2
1
0
Q Q
Balksegmenten 5 en 6 branden,
waarmee een gewenste opvoer-
hoogte van 5,5 m wordt aange-
geven.
Drukverschil met
leidingweerstandcompensatie
Afb. 13
H
m
5
4
3
2
1
0
Q Q
Balksegmenten 5 en 6 branden,
waarmee een gewenste opvoer-
hoogte van 3 m bij maximale vo-
lumestroom wordt aangegeven.
Afb. 15
H m
10
8
6
4
2
0
Q Q
Balksegmenten 7 en 8 branden,
waarmee een gewenste opvoer-
hoogte van 6 m bij maximale vo-
lumestroom wordt aangegeven.
185