4.
Eerste rit en vertrouwd raken met de fiets
Zorg ervoor dat je op toegankelijke ondergrond, uit de buurt van het openbare wegverkeer vertrouwd raakt met
het rijgedrag, de rem en - indien aanwezig - de verende elementen. Draag altijd een helm! Verhoog geleidelijk de
moeilijkheidsgraad van de ondergrond en rijmanoeuvres.
Voorwaarden:
• De fiets is gemonteerd conform de aanwijzingen die in „3. Fiets monteren" worden beschreven.
• De zithoogte is zo ingesteld dat het mogelijk is comfortabel te rijden en veilig op- en af te stappen.
• De controles uit de tabel uit „6. Handelingen voor en na het fietsen" zijn uitgevoerd.
Remmen:
1. Remblokken inremmen.
Rem op een weg uit de buurt van het openbare wegverkeer 20 tot 30 keer met de rem van 30 km/u af tot 5 km/u. Er
dient zo krachtig mogelijk te worden geremd zonder dat een wiel blokkeert. Herhaal deze procedure vervolgens met
de tweede rem. Pas hierna komt de volledige remkracht tot gelding.
Raadpleeg ook de bepalingen van de fabrikant van de rem (zie bijgesloten handleiding).
2. Controleer tijdens het fietsen of de rem goed functioneert.
De remhendel voor de achterrem is bevestigd aan de rechter kant van het stuur en die voor de voorrem aan de
linker kant.
Indien de positie van de remmen voor jou nieuw en onbekend is, wees dan tijdens de eerste tochten uiterst
voorzichtig. Rijd langzaam om vertrouwd met de remkracht van de remmen te raken.
Bij veel remmen zijn het drukpunt en de afstand van de hendel tot het stuur in te stellen. Raadpleeg aanvullend
de bepalingen van de fabrikant van de rem (zie bijgesloten handleiding).
Schakelen:
3. Rijd langzaam en schakel alle versnellingen om de passende versnelling te vinden.
→ Alle versnellingen kunnen geschakeld worden.
→ In de hoogste en laagste versnelling is ketting zo ingesteld dat deze niet van de cassette afspringt.
74