Herunterladen Diese Seite drucken

3M PROTECTA Rebel 3100418 Bedienungsanleitung Seite 56

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 22
2.4
REDDINGSPLAN: Wanneer deze apparatuur wordt gebruikt, dient de werkgever te beschikken over een
reddingsplan. Ook moet de werkgever de middelen binnen bereik hebben om het reddingsplan te implementeren en te
communiceren met gebruikers, bevoegde personen en reddingswerkers.
2.5
INSPECTIEFREQUENTIE: SRL's moeten worden geïnspecteerd door bevoegde persoon
gebruik. Bovendien dienen inspecties te worden uitgevoerd door een andere deskundige
een fabrieksgeautoriseerde inspectie-entiteit. De deskundige dient het Inspectierooster (tabel 1) te gebruiken om
passende inspectie-intervallen te bepalen. De inspectieprocedures zijn beschreven in de "Controlelijst voor inspectie"
(Tabel 2). De resultaten van de inspectie door de deskundige moeten worden opgeslagen in het "Logboek voor inspectie
en onderhoud" achterin deze instructies.
Voorbeelden van
Soort gebruik
toepassingen
Weinig frequent
Redding en
tot licht
ruimte met
beperkte toegang,
fabrieksonderhoud
Gemiddeld
Transport,
tot zwaar
woningbouw,
utiliteiten, magazijn
Zeer zwaar
Beroepsmatige
tot continu
bouw, Olie en gas,
mijnbouw
2.6
VERGRENDELINGSSNELHEID: Situaties waarin geen vrij valpad is, dienen vermeden te worden. Wanneer gewerkt
wordt in besloten of beperkte ruimten, kan het lichaam tijdens een val wellicht geen snelheid halen die voldoende
is om de vergrendeling van het valstopapparaat te activeren. Wanneer gewerkt wordt op langzaam verplaatsende
materialen, zoals zand of korrelig materiaal, wordt er wellicht onvoldoende snelheid gemaakt om de vergrendeling
van het valstopapparaat te activeren. Om positieve vergrendeling van het valstopapparaat te garanderen, is een vrij
valpad nodig.
2.7
NORMAAL GEBRUIK: Bij normale werking kan de reddingslijn over de volledige lengte, zonder hapering tijdens het
uittrekken en zonder speling tijdens het intrekken, worden uit- en ingetrokken wanneer de persoon zich op normale
snelheid verplaatst. Wanneer er een val plaatsvindt, zal het snelheidsgevoelige remsysteem geactiveerd worden.
Daardoor wordt de val gestopt en wordt veel van de vrijgekomen energie geabsorbeerd. Voor vallen die plaatsvinden
met de reddingslijn volledig ontrold, is een reservesysteem of een belastingsindicator ingebouwd om voor een valstop
met minder impact te zorgen. Als de SRL heeft blootgestaan aan valkrachten of bij inspectie een onveilige of defecte
toestand wordt gevonden, gebruik de SRL dan niet meer, markeer hem als 'ONBRUIKBAAR' en gooi hem weg volgens
instructie (zie 'Sectie 5.4 - Afvoeren'). Tijdens normale werkzaamheden dienen plotselinge of snelle bewegingen
vermeden te worden: hierdoor kan het valstopapparaat vergrendeld worden.
2.8
VRIJE VAL: Bij bovenhoofdse verankering limiteren de SRL's de vrije val tot 0,6 m (2 ft) of minder. Veranker de SRL
altijd direct bovenhoofds om vergrote valafstanden te vermijden. Vermijd werkzaamheden in situaties waarin uw
reddingslijn de reddingslijn van een collega kan kruisen of daarmee verstrengeld kan raken. Vermijd werkzaamheden
in situaties waarin een voorwerp kan vallen en de reddingslijn kan treffen, waardoor u uw evenwicht verliest of
waardoor de reddingslijn beschadigd raakt. Voorkom dat de reddingslijn onder armen of tussen benen door loopt.
Klem of bind de reddingslijn niet vast en voorkom dat de reddingslijn niet kan worden ingetrokken of dat de
reddingslijn niet strak kan komen te staan. Vermijd speling. Verleng het valstopapparaat niet door een talreep
of soortgelijk onderdeel aan de talreep te koppelen zonder dat u Capital Safety hebt geraadpleegd.
2.9
VRIJE VALRUIMTE: Figuur 3A illustreert de vereiste valspeling in voet (meters) tussen het werkniveau en de
dichtstbijzijnde obstructie voor een gebruiker met een totaal gewicht tot 310 lbs (140 kg). X = speling tussen
werkniveau en dichtstbijzijnde obstructie. Zorg dat er voldoende speling is in het valpad om te voorkomen dat er een
object wordt geraakt tijdens een val. Bevestig niet onder de dorsale D-ring van het harnas. Als de medewerker werkt
op een plek niet direct onder het ankerpunt van de SRL, zijn de nodige vrije ruimte en verticale valafstand groter.
2.10 ZWENKVALLEN: Een zwenkval ontstaat wanneer het verankeringspunt niet recht boven het punt ligt waar de val
optreedt (zie afbeelding 3B). De kracht waarmee een voorwerp tijdens een zwenkval geraakt kan worden, kan tot
ernstig letsel leiden. Bij een zwenkval is de totale verticale valafstand groter dan wanneer de gebruiker recht onder
het ankerpunt gevallen zou zijn. Daardoor neemt dus de valafstand die nodig is om de val van de gebruiker veilig
te stoppen af. Gebruik afbeelding 3A om de vrije valruimte te bepalen voor uw toepassing. X = speling tussen
werkniveau en dichtstbijzijnde obstructie. Minimaliseer zwenkvallen door zo recht mogelijk onder het ankerpunt te
werken. Voorkom altijd een zwenkval wanneer daarbij letsel kan optreden.
1 Bevoegd persoon:
Een persoon die door de werkgever aangewezen is om werk uit te voeren op een locatie waar de persoon blootgesteld wordt aan een valrisico.
2 Redder:
Persoon of personen anders dan de te redden persoon, die optreedt/optreden om een geassisteerde redding uit te voeren door middel van een
reddingssysteem.
3 Deskundige persoon:
Een persoon die door zijn werkgever is aangeduid als verantwoordelijke voor de directe supervisie, uitvoering en opvolging van het door de
werkgever beheerde programma voor valbescherming die op basis van zijn opleiding en kennis in staat is de bestaande en potentiële valrisico's te identifi ceren, te evalu-
eren en aan te pakken, en die van de werkgever de bevoegdheid heeft gekregen om onmiddellijk corrigerende maatregelen te nemen in verband met dergelijke risico's.
Tabel 1 - Inspectierooster
Gebruiksvoorwaarden
Goede opslagcondities,
binnen- of niet
frequent buitengebruik,
kamertemperatuur, schone
ruimten
Redelijke opslagcondities,
binnen- en uitgebreid
buitengebruik, alle
temperaturen, schone of
stoffi ge ruimten
Zware opslagcondities, lang
of continu buitengebruik, alle
temperaturen, vuile ruimten
56
of reddingswerker
1
dan de gebruiker en door
3
Inspectiefrequentie
Deskundige
Fabrieksgeautoriseerd
Jaarlijks
Minstens elke 2-5 jaar
en nooit langer dan door
de fabrikant vereiste
intervallen
Halfjaarlijks tot
Minstens elke 1-2 jaar
jaarlijks
en nooit langer dan door
de fabrikant vereiste
intervallen
Ieder kwartaal tot
Minstens elke jaar en
halfjaarlijks
nooit langer dan door
de fabrikant vereiste
intervallen
vóór elk
2
Gebruiker
Vóór elk
gebruik
Vóór elk
gebruik
Vóór elk
gebruik

Werbung

loading