ONDERHOUD
Draai de moer (1) waarmee de staaf (2)
bevestigd is los en draai aan de moer (3) tot-
dat een veerlengte verkregen is van:
A = 47,5 - 49,5 mm (
met mechanische overbrenging)
B = 45 - 47 mm (
hydrostatische overbrenging)
opgemeten aan de binnenkant van de sluit-
ringen. Na het bijstellen, dient de moer (1)
weer vastgedraaid te worden.
BELANGRIJK
remgroep te voorkomen dient u bij het bijstellen
niet onder deze waardes te gaan.
LET OP!
!
len niet goed werkt dient er onmiddelijk con-
tact opgenomen te worden met een erkend
servicecentrum. PROBEER NIET ZELF ANDERE HANDELINGEN UIT TE VOEREN
DAN DIE HIERBOVEN BESCHREVEN STAAN.
6.3.5 A
FSTELLEN VAN DE SPANNING VAN DE DRIJFSNAAR
Als de machine niet voldoende rijkracht vertoont dient de spanning van de spanningsveer
afgesteld te worden zodat de beste werkconditie herkregen wordt.
De toegang tot het afstellen is mogelijk door het deurtje op de gleuf onder de stoel te ver-
wijderen.
Draai de blokkeermoeren (2) los en draai de schroef (1) los of vast voor zover dit
nodig is, totdat een veerlengte "A" van de veer (3) verkregen is van:
A = 114 - 116 mm (
met mechanische overbrenging)
A = 109 - 111 mm (
met hydrostatische overbrenging)
opgemeten aan de buitenkant van de schroefwin-
dingen. Na het afstellen dienen de moeren (2)
weer vastgedraaid te worden.
OPMERKING
➤
in de modellen
➤
in de modellen met
Om overbelasting van de
Als de rem na het bijstel-
➤
in de modellen
➤
n de modellen
Let goed op bij het gebruik van
2
1
3
B
2
A
3
2
1
NL 49
A
3
1