Inbedrijfstelling; Controle Voor De Inbedrijfstelling - ABB FSM4000 Inbetriebnahmeanleitung

Inbedrijfstelling

5 Inbedrijfstelling
5.1

Controle voor de inbedrijfstelling

Voor de inbedrijfname moeten de volgende punten getest worden:
• De hulpenergie moet uitgeschakeld zijn.
• De hulpenergie moet met de opgave op het typeplaatje overeenkomen.
• De aansluiting van de diverse draden moet overeenkomstig het aansluitschema uitgevoerd
zijn.
• Meetwaardeopnemer en meetomvormer moeten goed geaard zijn.
• De temperatuurgrenswaarden moeten aangehouden worden.
• Bij de paarsgewijze levering van meetwaardeopnemers (SE41F, SE21, SE21F) en
meetomvormers (S4) steekt de gegevensopslagmodule (extern FRAM) in de
meetwaardeopnemer. De gegevensmodule slaat de opnemergegevens bv. nominale
breedte, Cs, Cz, type, etc op. Na inbedrijfname ook de instelgegevens op de meetomvormer.
• Voor de inbedrijfname moet de externe FRAM van de bijbehorende meetwaardeopnemer
(op de FRAM is het ordernummer en, wanneer deze aangegeven werd, ook een TAG-nr..,
gedrukt) op de aansluitplaat van de geïnstalleerde meetomvormer gestoken worden.
Vervolgens met de schroef onverliesbaar op de aansluitplaat borgen.
Afb. 35
1 Extern FRAM
Belangrijk
Wordt een meetomvormer voor een voorganger-meetwaardeopnemermodel besteld (zie
modellnummer), dan steekt er reeds een externe FRAM in de aansluitplaat. Daarbij de opdruk
Cs = 100 % en Cz = 0 %, deze gegevens zijn alleen bij opnemers uit de voorgangerserie
noodzakelijk. Zie hiervoor ook hoofdstuk 11 „Aanvullende aanwijzingen gebruik S4 met een
voorganger-meetwaardeopnemer" in de bedieningshandleiding.
28 - NL
1
1
FSM4000
G00558
D184B141U03