Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Invliegen Van Het Model; A) Test Van De Reikwijdte; B) De Eerste Start - Reely Cessna Bedienungsanleitung

Ep flugmodell rtf bl
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen



13. Invliegen van het model

Nadat u het zwaartepunt, de werking van de motor en de richting van de roerbewegingen gecontroleerd heeft, is uw model klaar voor de eerste vlucht. Wij
adviseren om in ieder geval contact op te nemen met een ervaren modelpiloot of een modelbouwvereniging bij u in de buurt te zoeken wanneer u met het
invliegen van een vliegmodel niet vertrouwd bent.
Indien dit niet mogelijk is, dan zoekt u een geschikt landingsgestel en wacht u een dag af met zwakke wind.

a) Test van de reikwijdte

Voor de eerste start is het nodig het bereik van de afstandsbediening te testen. Daarvoor is het mogelijk de zender met een verminderd zendvermogen te
gebruiken.
Bij de bereiktest moet het model met draaiende motor door een helper op een hoogte van ca. 1 m stevig worden vastgehouden. Het model mag daarbij niet op
een metalen tafel of plaat staan.
Om de bereiktest uit te voeren, gaat u als volgt te werk:
• Druk op de zender op de binding-PDM-toets (zie ook afb. 2, pos. 8) en schakel de zender bij een ingedrukt gehouden toets in.
• Neem aansluitend de ontvanger in gebruik.
• De groene LED-indicator voor de binding-functie en onderspanning knippert elke 2 seconden en de afstandsbediening geeft elke 2 seconden een signaaltoon
weer.
• Ga nu van het model weg staan.
• Tot op een afstand van 30 - 50 stappen moet het model nog volledig kunnen worden bestuurd.
• Vergroot de afstand zolang tot het model niet meer op de stuursignalen reageert.
• Schakel daarna de zender uit en opnieuw in. De zender werkt nu opnieuw met volledig zendvermogen.
• Bij een volledige signaalsterkte moet het model nu opnieuw betrouwbaar op de afstandsbedieningssignalen reageren.
Na ca. 60 seconden schakelt de afstandsbedieningszender automatisch van het verminderd naar het volledig zendvermogen om.
Let op!
Start uw model nooit zolang de zender nog met verminderd zendvermogen werkt!

b) De eerste start

Indien u niet kunt beschikken over een harde piste voor een start vanop de bodem, neemt u een starthelper die het elektrisch model bij volledig motorvermogen
met een zachte beweging tegen de wind vrijgeeft. Daarbij dient u erop te letten dat de starthelper tijdens het werpen niet met de vingers in de propeller
terechtkomt.
Onze tip:
Om de vliegpositie van uw model nauwkeurig te kunnen zien, gaat u het beste met iets afstand achter de starthelper staan en kijkt u precies in de
vliegrichting van het startende model.
Bij een correcte montage zal het model met een vlakke hoek snel opstijgen. Probeer hierbij zo min mogelijk te sturen. Pas wanneer het model vanzelf zijn
vliegpositie verandert en bijv. een bocht vliegt, te snel stijgt of de neus naar beneden wil drukken, corrigeert u de vliegpositie met de noodzakelijke stuurcommando's.
Voor de fijngevoelige correctie van de vliegpositie en voor doelgerichte richtingswijzigingen uit de normale vliegpositie zijn slechts kleine resp. korte
knuppelbewegingen bij de zender vereist.
Let op!
Let bij het vliegen altijd op een voldoende vliegsnelheid. Door te sterk aan de stuurknuppel van het hoogteroer te trekken wordt het model te
langzaam en kan over een draagvlak heen gaan kapsijzen.
Vlieg daarom in het begin met voldoende veiligheidshoogte om aan het besturingsgedrag van het model te kunnen wennen. Om ervoor te zorgen dat de eerste
landing ook probleemloos verloopt, dient u eerst meerdere keren op een voldoende veilige hoogte en ook tegen de wind in, door het verlagen van de vliegsnelheid
(motorvermogen verlagen) en gelijktijdig "hoogte houden" te proberen "het overtrekken" van het model uit te proberen.
Een tolvlucht (ook wel loslating van de overtreksnelheid) is een niet meer controleerbare vliegtoestand wegens onvoldoende luchtstroming en wordt gekenmerkt
door een oncontroleerbaar, zijwaarts overtrekken van een vleugel. Het overtrekken geeft dus de laagst mogelijke vliegsnelheid aan (met de wind mee en tegen
de wind in) waarbij het model door de nog aanwezige luchtstroming rondom de draagvlakken nog bestuurbaar is.
Het behalen van deze grenssituatie is voor de latere landing een waardevol kenmerk voor de keuze van de landingssnelheid. Probeer echter niet te ver weg te
vliegen om te allen tijde de vliegpositie duidelijk te kunnen beoordelen.
109

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis