Conrad MXD 4660 A Bedienungsanleitung Seite 46

Let op!
Meet geen stromen in stroomcircuits, waarin spanningen > 250
VDC resp. VACrms kunnen voorkomen, omdat er anders voor
u levensgevaar bestaat! Meet in geen geval stromen > 20 A. Meet
alleen in stroomcircuits, die zelf met 16 A beveiligd zijn resp.
waarin geen vermogens groter dan 4000 VA kunnen voorkomen.
Metingen van stromen gelijk aan 20 A mogen max. 30 s lang en
alleen in intervallen van 15 minuten uitgevoerd worden (afkoelings-
fase van de shunt).
Tijdens de TrueRMS-wisselstroommeting verschijnt op het mid-
delste kleine display de frequentie van de wisselstroom en op het
grote display de actuele meetwaarde. Tijdens de gelijkstroomme-
ting zijn ook de drie kleine displays rechts naast het hoofddisplay
actief. Op het bovenste kleine display verschijnt de actuele meet-
waarde met 1 sec vertraging, op het middelste display verschijnt
de meetwaarde met 2 sec vertraging en op het onderste kleine dis-
play met 3 sec. vertraging.
D) diodetest en doorgangscontrole
Voor het meten van diodes of halfgeleiders resp. voor de doorgangscontrole van
spanningloze leidingen en kabels handelt u als volgt (let beslist op de onderstaande
afbeeldingen):
1. Verbind het zwarte meetsnoer met de COM-bus en het rode meetsnoer met de
V/Ohm-bus.
2. Druk op de toets „ „ op het toetsenblok „FUNCTION" en verbind de punten van
de meetsnoeren met het te meten, absoluut spanningloze, object.
3. Bij de diodetest heeft de aangegeven waarde betrekking op de doorlaatspan-
ning van een Si-halfgeleidertraject (silicium-PN-overgang). Bij de doorgang-
scontrole klinkt bij weerstanden < ca. 30 Ohm een akoestisch signaal, op het
middelste display verschijnt „Shrt"(= short of kort => kortsluiting of doorgang).
Dit akoestische signaal is ook bij kortgesloten (defecte) diodes te horen.
zwarte
rode
meetsnoer meetsnoer
Doorlaatrichting
90
rode zwarte
meetsnoer
meetsnoer
Blokkeerichting
Nu verbindt u de punten van de meetsnoeren met het te meten object, een spanning-
loze halfgeleidertraject, de rode punt aan de anode, de zwarte punt aan de kathode
(deze wordt meestal gekenmerkt door een gekleurde ring, punt of dergelijke).
Als u een diodetraject in doorlaatrichting controleert, zult u een spanning vanaf ca.
0,6 V (silicium) tot ca. 2,8 V (resp. 600 mV tot 2800 mV) meten, voor zover de diode
niet defect is. Bovendien wordt op het middelste kleine display „good", voor
goed/i.O. weergegeven.
Als u nu de meetpunten omwisselt, dus rood aan kathode en zwart aan anode, con-
troleert u de zog. blokkeerrichting van het diodetraject.
Als nu met knipperende bargraph „OL" voor Overload - overloop en op het middelste
kleine display „OPEN" getoond wordt, dan is de diode in orde. Als er daarentegen
een „spanningswaarde" weergegeven wordt, dan hebt u of het te meten object ver-
keerd aangesloten of de diode is defect.
Let op!
Let er bij de diodetest op, dat de diode resp. de schakeling waarin
deze eventueel is ingebouwd, beslist spanningloos moet zijn. Alle
aanwezige capaciteiten moeten ontladen zijn.
Bij germanium- of seleen-diode/-halfgeleiders verschijnt i.p.v.
„good"(goed, i.O.) „bAD" (slecht, defect) op het middelste kleine
display.
E) Transistortest.
Let op!
De transistorvoet is niet beschermd tegen overbelasting.
Voor het meten van de versterking van een transistor handelt u als volgt;
1. Druk op de toets „hFE" in het toetsenblok „FUNCTION".
2. Steek de te testen transistor in de meetvoet. Let daarbij op de volgende punten:
• Let op de aansluitvolgorde (b.v. C-B-E) van het te meten object (staan inde
transistor-vergelijkingstabel/-lijst.
• Sommige transistoren bevatten basis-emitter-weerstanden, waardoor de
meting vervalst kan worden.
• De hFE-meetwaarde is niet absoluut precies. Hij geeft alleen maar aan of de
transistor werkt of niet. De daadwerkelijke versterking van een transistor hangt
af van de werkstroom ervan. Deze multimeter kan een basisstroom tot max.
1000 A, bij een Uce van 2.8 V leveren. De bij de meting vloeiende collector-
stroom wordt geregistreerd en daaruit wordt de hFE-waarde berekend.
91