Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Conrad MXD 4660 A Bedienungsanleitung Seite 43

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

f2 Analoge bargraph
De analoge bargraph bestaat uit 43 segmenten. Hij heft een hogere meetsnelheid
dan de digitale weergave. Daardoor kunt u meetwaarde-tendensen makkelijker zien
dan bij een digitale multimeter, maar zonder de mechanische nadelen ervan (dem-
ping van de meting). Als het meetbereik overschreden wordt, dan wordt er „OL" voor
„Overload" = overloop aangegeven. Het display knippert en er klinkt een akoestisch
signaal als waarschuwing (geen akoestisch signaal bij de weerstandsmeting en
diodetest).
f3 Data-Hold „D-H
„Met D-H wordt bij het indrukken van de SET/R-toets een meetwaarde op het tweede
resp. middelste („kleine") display vastgehouden. Als u deze subfunctie wilt verlaten,
drukt u nogmaals iets langer op de SET/R-toets of op de toets FUNC; aansluitend
keert u terug naar de basisinstelling.
f4 Auto Hold A-H
In deze functie slaat de meter de laagste (MIN) en de hoogste voorkomende (= MAX)
meetwaarden op. Deze worden na een verandering van de meetwaarde automatisch
geactualiseerd = refreshed = vernieuwd. De MIN-waarde is te zien op het linker sub-
display, de MAX-waarde op het rechter sub-display. Op het middelste sub-display
kan de zog. Average-waarde - gemiddelde waarde - AVG afgelezen worden. Ook
deze waarde wordt steeds „opgefrist".
Bij deze subfunctie drukt u zo lang op de FUNC-toets, tot het symbool „A-H"knippert.
Druk nu eenmaal op de toets SET/R. Het symbool A-H knippert niet mer. De meting
kan beginnen.
Als u deze subfunctie wilt verlaten, drukt u nogmaals op de toets SET/R of op de
toets FUNC; aansluitend keert u terug naar de basisinstelling.
f5 REL (= relatief)
Met deze functie kunt u een referentiewaarde vergelijken met een volgende meet-
waarde. Handel daartoe als volgt:
Zet eerst de functietoets op REL en druk aansluitend eenmaal op de toets SET/R.
Dan drukt u op de UP- en DOWN-toetsen, om de polariteit te bepalen, aansluitend
drukt u op de SET/R-toets.
Daarna drukt u opnieuw op de UP- en DOWN-toetsen, om de referentiewaarde van
links naar rechts te bepalen. Druk na iedere cijferinstelling eenmaal op de toets
SET/R, om bij de volgende digitale positie te komen.
Zodra de referentiewaarde ingesteld is, drukt u opnieuw eenmaal op de SET/R-toets.
De meter zal nu het verschil tussen de opgeslagen waarde en de volgende meet-
waarde op de kleine subdisplays weergeven, terwijl de actuele (ware) meetwaarde op
het grote display afgelezen kan worden. Op het bovenste subdisplay wordt het ver-
schil in % getoond. Op het middelste kleine display wordt de offset-waarde weerge-
geven. Op het onderste kleine display wordt de ingestelde referentiewaarde getoond.
84
Als u deze subfunctie wilt verlaten, drukt u nogmaals op de toets SET/R of op de
toets FUNC; aansluitend keert u terug naar de basisinstelling.
f6 MEM (= Memory = „opname")
Bij deze functie kunt u maximaal 10 meetwaarden (referentienummer 0 tot 9) opslaan
in het geheugen. Handel hiertoe als volgt;
Druk zolang op de functietoets, tot MEM knipperend op het display verschijnt, aans-
luitend eenmaal op de toets SET/R. MEM knippert niet meer, in plaats daarvan knip-
pert het referentienummer. Voer de meting uit en druk eenmaal op de toets SET/R
als u de meetwaarde onder de eerste geheugenplaats = referentienummer 0 wilt
opslaan.
Druk op de UP/DOWN-toetsen, om de volgende vrije geheugenplaats te kiezen
(referentienummers tussen 0 en 9).
Voer opnieuw een meting uit en druk aansluitend eenmaal op toets SET/R. Nu is ook
deze gekozen geheugenplaats bezet. Als u een geheugenplaats kiest die al bezet is,
dan wordt deze opgeslagen meetwaarde door de nieuwe waarde overschreven. Om
deze functie te verlaten, drukt u nu op de toets FUNC of op de SET/R-toets.
Aanwijzing!
Als bij het opslaan van een meetwaarde toets SET/R eenmaal te vaak ingedrukt
wordt, dan verlaat u de subfunctie; de opgeslagen waarde blijft echter behou-
den en kan met de volgende subfunctie weer opgeroepen worden.
f7 RCL (= Recall = „weergave")
Deze functie leest de opgeslagen referentiewaarden uit het geheugen uit. Handel
daartoe als volgt:
Druk zolang op de toets FUNC tot RCL knippert. Druk eenmaal op toets SET/R. Het
symbool RCL knippert niet meer, maar nu knippert het referentienummer. U kunt nu
met de UP/DOWN-toetsen het referentienummer instellen, waaronder zich de
geheugenplaats met de gewenste meetwaarde verbergt. Druk aansluitend op de
SET/R-toets, om de opgeslagen waarde te lezen. De afgelezen waarde is te zien op
het bovenste subdisplay, de geheugeninhouden van de volgende geheugenplaatsen
op de kleine displays daaronder (zonder geheugenplaatsnummer). Als u deze functie
wilt verlaten, drukt u op de toets SET/R of op de toets FUNC; aansluitend keert u
terug naar de basisinstelling.
f8 CMP (= Comparison = vergelijking)
In deze subfunctie kunt u een hoog-/laag-vergelijking maken, doordat u de hoogste
en laagste opgeslagen referentiewaarde vergelijkt met de actuele meetwaarde. Op
het middelste kleine display staat dan „Lo", als de actuele meetwaarde kleiner is dan
de laagste opgeslagen referentiewaarde. Er verschijnt „Hi", als de actuele waarde
hoger is dan de hoogste opgeslagen referentiewaarde. U ziet op het display „Pass"
(met akoestisch signaal), als de actuele meetwaarde zich bevindt tussen de hoogste
85

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis