+ = Naar voren verplaatsen / – = Naar achteren verplaatsen (ten opzichte van de opbouwlijn)
Pos. zie afb. 4
scharnier):
Afstand kniespleet-grond + 20 mm
a–p positie van het referentiepunt voor de opbouw ten opzichte van
de opbouwlijn:
0 mm
Exorotatie prothesekniescharnier:
ca. 5°
De prothesevoet en het prothesekniescharnier met behulp van de
voetadapter (voor de TF-testprothese: 4R206; voor de TF-sportpro
these: 4R204) en de kokeradapter aan elkaar bevestigen.
De kokeradapter kan in drie posities in de richting a–p op de voet
adapter worden geplaatst. De positie buitenvoor is aanbevolen
voor gevorderden, de positie buitenachter voor beginners.
Leest u voor de aanpassing en montage de gebruiksaanwijzing van
de adapter.
Om het hoogteverschil te compenseren, kunt u ook andere adap
ters (dubbele adapters, kokeradapters) gebruiken. (Lees hiervoor
het Hoofdstuk "Combinatiemogelijkheden" - zie pagina 85).
Teken twee punten lateraal in het midden op de prothesekoker:
1. Ter hoogte van de trochanter major
2. In de distale zone
Verbind beide punten met een lijn.
Bevestig de prothesekoker en het prothesenkniescharnier met
behulp van een ingietanker aan elkaar.
Lees voor de aanpassing en montage de gebruiksaanwijzing van
het ingietanker.
Positie van de prothesekoker ten opzichte van de opbouwlijn:
a‑p positie: 0 mm (proximale punt van de prothesekoker)
•
Kokerflexie: heupbuiging contractuur (gemeten met behulp
•
van de handgreep van Thomas) + minstens 4°
Houd daarbij rekening met de persoonlijke situatie van de patiënt.
Om het hoogteverschil te compenseren, kunt u ook andere adap
ters (dubbele adapters, kokeradapters) gebruiken. (Lees hiervoor
het Hoofdstuk "Combinatiemogelijkheden" - zie pagina 85).
Procedure basisopbouw
Ottobock | 91