Werbung
j) Eintrimmen des Hubschraubers
Schieben Sie nun den Pitch-Knüppel (siehe Bild 1, Pos.
13) ganz vorsichtig nach vorne und beobachten Sie
das Verhalten Ihres Modells. Kurz bevor der Hub-
schrauber zu schweben beginnt, können Sie bereits
erkennen, in welche Richtung sich Ihr Modell bewe-
gen möchte.
Will sich der Hubschrauber mit der Rumpfspitze nach
rechts drehen, so nehmen Sie die Drehzahl zurück und
betätigen den Trimmtaster für die Heck-Funktion (sie-
he Bild 1, Pos. 12) schrittweise nach links.
Schieben Sie dann den Pitch-Knüppel wieder vorsich-
tig nach vorne und überprüfen, ob die Korrektur aus-
gereicht hat. Wiederholen Sie den Vorgang so oft, bis
das Modell keinerlei Tendenz mehr zeigt, sich nach
rechts zu drehen.
Dreht sich die Rumpfspitze nach links, so ist eine
Trimmkorrektur nach rechts durchzuführen.
Jede Tastenbetätigung wird mit einem kurzen Signalton quittiert.
Zusätzlich ändert sich die Prozentanzeige in der rechten Displayhälfte und die Balkenanzeige für die
Heck-Trimmung wandert langsam nach links bzw. nach rechts.
Beim Zurückstellen wird die Mittelstellung der Trimmung (50%) mit einem tieferen Signalton angezeigt.
24
f) Belangrijke informatie over het besturen van modelhelikopters
Voordat uw model in gebruik genomen kan worden, dient u eerst de beschikbare besturingsmogelijkheden te leren
kennen om veilig met het model te kunnen vliegen. De indoor-modelhelikopter wordt met de beide stuurknuppels op
de afstandsbediening gecontroleerd.
Hierbij staan de volgende functies ter beschikking:
Pitch-functie
Met behulp van de pitch functie wordt de vlieghoogte van de helikopter beïnvloed (zie afb. 11). De bediening gebeurt
met de linker stuurknuppel (zie afb. 1, positie 13). Deze kan naar voren en naar achteren bewogen worden zonder dat
deze, zoals bij de overige besturingsfuncties, steeds weer naar de middelste stand terugspringt.
Omdat de invalshoek van de rotorbladen niet gewijzigd kan worden, gebeurt de regeling van de vlieghoogte via een
toerentalwijziging van de hoofdrotor.
Indien de stuurknuppel geheel naar het lichaam getrokken wordt, is de aandrijfmotor uit en staat de rotor stil. Als de
stuurknuppel naar voren geschoven wordt, beginnt de hoofdrotor te draaien en verhoogt hij het toerental (al naar de
knuppelpositie).
Als de stuurknuppel zich in de middelste positie bevindt, is het toerental van de hoofdrotor zo hoog dat de helikopter
kan zweven. Parallel met de hoofdrotor wordt het toerental van de staartrotor automatisch evenredig mee geregeld.
Bild 17
Afb. 11
133
Werbung
Kapitel
Fehlerbehebung
