9
Installatie
VOORZICHTIG! Gevaar voor letsel
•
Monteer de camera zodanig dat hij onder geen enkele omstandigheden kan vallen of om-
standers verwonden (bijv., door takken over het dak van het voertuig te slaan).
•
Beveilig de camerasysteemonderdelen geïnstalleerd in het voertuig zodanig dat ze niet los-
komen (door plots te breken, ongevallen) en verwondingen veroorzaken bij de inzittenden
van het voertuig.
•
Beveilig de camerasysteemonderdelen verborgen door de carrosserie zodat ze niet kunnen
loskomen en andere onderdelen of kabels beschadigen of de voertuigfuncties storen (de
stuurinrichting, pedalen, enz.).
LET OP! Gevaar voor schade
•
Het systeem mag alleen permanent worden geïnstalleerd na een succesvolle proefkalibra-
tie.
•
Voordat u gaat boren of schroeven dient u te controleren of de benodigde kabels lang ge-
noeg zijn.
•
Keer de polariteit van de verlengsnoeren niet om.
INSTRUCTIE Als door de montage van de camera de afmetingen van het voertuig zoals aangege-
ven in de voertuigdocumenten worden veranderd, moet er een nieuwe voertuigkeuring door de
betreffende instanties worden uitgevoerd. Deze instantie moet dergelijke wijzigingen in uw voer-
tuigdocumenten noteren.
9.1
Opmerkingen over installatie
Neem de volgende instructies in acht:
•
Gebruik, waar mogelijk, originele kabels of andere geschikte opties zoals afwerkranden, ventilatieroos-
ters of blinde stekkers om de kabels te leiden. Als er geen openingen zijn, moeten er gaten geboord
worden voor de kabels.
•
Leg de kabel waar mogelijk binnen in het voertuig. Als kabels toch aan de buitenzijde van het voertuig
moeten worden gemonteerd, beveilig ze dan goed (bijvoorbeeld met extra kabelbinders, isolatieband,
enz.).
•
Bescherm elk doorvoergat in de voertuigbehuizing tegen het binnendringen van water, bijv. door de ka-
bel met afdichtingsmiddel aan te brengen en door de kabel en de doorvoertule in te spuiten met afdich-
tingsmiddel.
INSTRUCTIE Begin de gaten pas af te dichten wanneer de installatie van de camera is vol-
tooid.
264