2.3.3 Implantaat in het implantaat bed
inbrengen
Implantaat met inbrenginstrument opnemen
►
Kies het implantaat overeenkomstig de grootte van
het proefimplantaat.
►
Neem het implantaat met de beschermende ver-
pakking uit de steriele verpakking.
►
Implantaat a in beschermende verpakking op dub-
bel vlak 7 van het inzetinstrument A steken, zie
Afb. 7. Let daarbij op de uitlijning van het proefim-
plantaat (oriëntatie aan de hand van de opdruk op
het inbrenginstrument).
a
a
7
Afb. 7 Implantaat aan inbrenginstrument koppelen
Legenda
a Implantaat
►
Schakelaar 2 naar rechts draaien (richting ), zie
Afb. 3.
►
Implantaat op 0°-positie houden, zie Afb. 8.
a
Afb. 8 Implantaat in stand 0
►
Draaimoer 3 aan het inzetinstrument A rechtsom
(richting "fix") draaien, tot het implantaat is
gespannen, zie Afb. 4.
►
Maak de beschermende verpakking los van het
implantaat.
►
Controleer of het implantaat goed vastzit.
A
7
A
Implantaat met botmateriaal vullen (optioneel)
►
Implantaat a in vulhouder E leggen, zie Afb. 9.
Daarbij op implantaatlengte letten (opschrift op de
vulhouder: L26/L30/L34).
Afb. 9 Implantaat in vulhouder
►
Botsplinters of botvervangingsmateriaal met in de
set aanwezige stamper in het binnenvenster van
het implantaat a comprimeren. Zorg er daarbij voor
dat de impactor het implantaatoppervlak niet
beschadigt.
Implantaat inbrengen
►
Implantaat a met inzetinstrument A recht (0°-
positie) in voorbereid implantaatbed inbrengen.
Daarbij met een hamer voorzichtig op het slagvlak
van de draaimoer 3 slaan.
A
Afb. 10 Implantaat in het implantaatbed inbrengen
E
a
a
nl
a
A
115