INBEDRIJFNAME
5.4. Elektrische aansluiting
LEVENSGEVAAR door gevaarlijke elektrische
spanning!
Bij een ondeskundige elektrische aansluiting
bestaat er levensgevaar door elektrische
schok! Elektrische aansluiting uitsluitend door
een elektrotechnicus met toelating door het
plaatselijke energiebedrijf en overeenkomstig
de plaatselijk geldende voorschriften laten
uitvoeren.
• Stroom en spanning van de netaansluiting
moeten overeenkomen met de gegevens op het
typeplaatje.
• De opvoerinstallatie op de voorgeschreven wijze
aarden.
Voor de aardleidingaansluiting moet er een ka-
beldiameter worden gebruikt die voldoet aan de
plaatselijke voorschriften.
• Er moet een lekstroom-veiligheidsschakelaar
(RCD) worden geïnstalleerd volgens de plaatselij-
ke voorschriften!
• De elektrische aansluitingen moeten beveiligd
tegen overstromingen worden geïnstalleerd!
• Het gemonteerde schakelapparaat en de optio-
neel verkrijgbare alarmschakelkast voor de collec-
tieve foutmelding moeten zonder overstroming
worden geïnstalleerd.
• De netzijdige toevoer moet een rechtsdraaiend
draaiveld hebben.
5.4.1. Beveiliging aan de netzijde
De benodigde voorzekering moet aan de hand van
de startstroom worden berekend. De startstroom
vindt u op het typeplaatje.
Als voorzekering mogen alleen langzame zeke-
ringen of vermogensbeschermingsschakelaar met
K-karakteristiek worden gebruikt. De maximale
netzijdige zekering bedraagt:
• Voor opvoerinstallaties met CEE M16-stekker
16 A
• Voor opvoerinstallaties met CEE M32-stekker
25 A
5.4.2. Netaansluiting
De opvoerinstallatie is uitgerust met een
CEE-faseomkeerstekker. Voor de aansluiting
op het stroomnet moet er op de locatie voor
een CEE-contactdoos (volgens VDE 0623 resp.
volgens de plaatselijke voorschriften) gezorgd
worden.
Neem ook de inbouw- en bedieningsvoorschrif-
ten van de gemonteerde schakelkast in acht.
5.4.3. Motorbeveiliging instellen
De elektronische motorbeveiliging in de schakel-
kast bewaakt de maximale nominale stroom van
de motor. Deze is af fabriek reeds vooringesteld
maar moet nogmaals gecontroleerd worden.
Hiervoor moeten de standen van de afzonderlijke
DIP-schakelaars gecontroleerd worden.
Lees hiervoor de inbouw- en bedieningsvoor-
schriften van de gemonteerde schakelkast!
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-RexaLift FIT L
5.4.4. Aansluiting van een externe alarmmelding
De schakelkast is af fabriek met een zoemer
uitgerust. Bovendien kan via een potentiaalvrij
contact (SSM) in de schakelkast een externe
alarmmelder aangesloten worden (bijv. alarm-
schakelkast, claxon, knipperlichten).
Het schakelniveau voor de alarmmelder ligt bij
ca. 200 mm voor de enkelpompinstallatie en ca.
250 mm voor de dubbelpompinstallatie (boven
bovenkant montagevlak).
LET op
Houd rekening met het schakelniveau voor de
alarmmelding wanneer u ontwateringsobjecten
wilt beveiligen die lager liggen!
Meer gedetailleerde informatie over het schakel-
contact alsmede de afzonderlijke stappen voor de
aansluiting gelieve u uit de inbouw- en bedie-
ningsvoorschriften van de schakelkast te halen.
5.4.5. Bedrijf met frequentie-omvormers
Een bedrijf op de frequentie-omvormer is niet
mogelijk.
6. Inbedrijfname
Het hoofdstuk "Inbedrijfname" bevat alle belang-
rijke aanwijzingen voor het bedieningspersoneel
voor de veilige inbedrijfname en bediening van de
opvoerinstallatie.
De volgende randvoorwaarden moeten beslist
worden vervuld en opgevolgd:
• Bedrijfssituatie
• Max. toevoer/h
• Max. toevoerhoogte
Na een langere periode van stilstand moeten
deze randvoorwaarden eveneens gecontroleerd
worden en moeten gebreken verholpen worden!
Deze handleiding moet altijd bij de opvoerinstal-
latie of op een daarvoor bestemde plaats worden
bewaard, waar deze voor al het bedieningsperso-
neel altijd toegankelijk is.
Om materiële schade en persoonlijk letsel bij de
inbedrijfname van de opvoerinstallatie te vermij-
den, moeten de volgende punten absoluut in acht
genomen worden:
• Enkel gekwalificeerd en geschoold personeel mag
elektrische en mechanische instellingen uitvoeren
en de opvoerinstallatie in bedrijf nemen. Hierbij
moeten de veiligheidsvoorschriften in acht geno-
men worden.
• Het volledige personeel dat aan of met de
opvoerinstallatie werkt, moet deze handleiding
ontvangen, gelezen en begrepen hebben.
• Alle veiligheidsvoorzieningen en nooduitscha-
kelingen zijn aangesloten en gecontroleerd op
onberispelijke werking.
• De opvoerinstallatie is geschikt voor toepassing in
de opgegeven bedrijfsomstandigheden.
• Bij werkzaamheden in putten moet altijd een
tweede persoon aanwezig zijn. Bij gevaar voor de
Nederlands
149