Wilo RexaLift FIT L Einbau- Und Betriebsanleitung Seite 148

Nederlands
De volgende punten moeten bij het aansluiten
van de ontluchtingsleiding in acht genomen
worden:
• Het aansluiten van een ontluchtingsleiding is
voorgeschreven en voor een onberispelijke wer-
king van de opvoerinstallatie absoluut noodza-
kelijk.
• De ontluchtingsleiding moet via het dak worden
geleid.
• De ontluchtingsleiding moet zelfdragend zijn.
• De ontluchtingsleiding moet trillingsvrij worden
aangesloten.
• De aansluiting en alle verbindingen moeten abso-
luut dicht zijn.
• Bij gebruik van buisklemmen is een maximaal
aandraaimoment van 5 Nm toegestaan.
Fig. 6.: Montage ontluchtingsleiding DN 70
Combinatie-aansluiting
1
DN 50/70
1. Combinatie‑aansluiting DN 50/70 met een pas-
sende zaag openen. Daartoe het verbindingsstuk
DN 70 boven de verdikking afzagen.
2. Opening ontbramen en gladmaken.
3. Duw de meegeleverde manchet (DN 70) tot aan
de binnenste kraag op het verbindingsstuk en
bevestig met de buisklem.
4. De ontluchtingspijp op de manchet plaatsten.
Toevoer DN 50 aansluiten
Algemeen wordt geadviseerd alle toevoeren cen-
traal via een toevoerbuis van de opvoerinstallatie
toe te voeren. Aangezien dit niet altijd mogelijk is,
heeft de RexaLift FIT L een extra DN 50‑aanslui-
ting op het reservoirdak (als combinatie-aanslui-
ting DN 50/DN 70).
Bij gebruik van de DN 50‑aansluiting moeten de
volgende punten in acht genomen worden:
• De toevoer mag alleen op de aanwezige aansluit-
stukken plaatsvinden.
• De toevoer moet zo worden aangelegd dat deze
vanzelf leegloopt. Daarnaast moeten een gol-
fachtige toevoer en het binnendringen van lucht
worden vermeden.
Door een golfachtige toevoer en het binnen-
dringen van lucht kunnen er storingen in de
werking van de opvoerinstallatie ontstaan!
• De aansluiting en alle verbindingen moeten abso-
luut dicht zijn.
• Buisklemmen mogen met een maximaal aan-
draaimoment van 5 Nm worden aangedraaid.
Fig. 7.: Montage DN 50-toevoer
Combinatie-aansluiting
1
DN 50/70
1. Combinatie‑aansluiting DN 50/70 met een pas-
sende zaag openen. Daartoe het verbindingsstuk
DN 50 boven de verdikking afzagen.
2. Opening ontbramen en gladmaken.
148
2 Zaag
2 Zaag
3. De meegeleverde manchet (DN 50) over het aan-
sluitstuk plaatsen en met een buisklem bevesti-
gen. Maximaal aandraaimoment: 5 Nm
4. Nog een buisklem over het manchet plaatsen, de
toevoer in het manchet steken en beide delen
stevig met de buisklem verbinden. Maximaal
aandraaimoment: 5 Nm
5.3.3. Installatie van de handmembraanpomp voor het
handmatig leegmaken van het verzamelreser-
voir
Bij uitval van de opvoerinstallatie kan deze,
afhankelijk van de toestroomhoeveelheid, het
voorkomende afvalwater gedurende een bepaalde
periode opvangen en verzamelen. Om grotere
schade en/of barsten van het verzamelreservoir
of de toevoeren te vermijden, kan het verzamelde
afvalwater met een handmembraanpomp hand-
matig naar de persleiding worden geleid.
Hiervoor kan de handmembraanpomp vast aan de
opvoerinstallatie worden aangesloten.
LET op
Om de waterafvoer ook tijdens een storing te
kunnen waarborgen, adviseren wij altijd een
vaste installatie van de handmembraanpomp
aan de opvoerinstallatie.
De volgende punten moeten in acht worden
genomen:
• De handmembraanpomp moet op de juiste hoog-
te voor een optimale bediening worden geïnstal-
leerd.
• Alle aansluitingen moeten absoluut dicht zijn.
• Neem voor een veilige en betrouwbare werking
ook de inbouw- en bedieningsvoorschriften van
de handmembraanpomp in acht.
Fig. 8.: Vaste installatie van de handmembraanpomp
1 Handmembraanpomp
2 Aansluiting DN 50 aan de voorste korte kant
3 Persleiding
De aansluiting op de opvoerinstallatie vindt plaats
aan een van de beide DN 50‑toevoeren aan de
voorste of achterste korte kant. De aansluiting op
de persleiding vindt plaats boven de afsluiter.
LET op
De aansluiting van de handmembraanpomp aan
de perszijde kan via een eigen opstuwingslus
ook direct naar de verzamelleiding worden
geleid!
OPSTELLING
WILO SE 01/2014 Ed.05 DIN A4