12.8 Trimfunctie voor vooruit- en achteruit rijden
Als het voertuig niet tot stilstand komt wanneer u het gaspedaal/de remhendel voor vooruit/achteruit loslaat (mid-
delste/neutrale stand), dan stelt u de trim voor de rijfunctie dienovereenkomstig in op de zender met de draaiknop
"TH.TRIM" (zie hoofdstuk 11, punt 9).
12.9 Trimfunctie voor de besturing
Als de auto tijdens het rijden de neiging heeft naar links of rechts te trekken, hoewel het stuurwiel in de middel-
ste stand staat, moet u de trim voor de besturing op de zender dienovereenkomstig aanpassen met de draaiknop
"ST.TRIM" (zie hoofdstuk 11, punt 10).
12.10 Reverse-instelling voor de besturing
Als u het stuurwiel naar links draait (tegen de wijzers van de klok in), dan moet het voertuig naar links rijden. Als het
voertuig in de tegenovergestelde richting beweegt, dan zet u de achteruitrijschakelaar "ST" (zie hoofdstuk 11, punt
11) in de andere stand.
12.11 De rit beëindigen
Om het rijden te beëindigen gaat u als volgt te werk:
Laat de gas-/remhendel op de zender los, zodat deze in de neutrale positie staat en laat het voertuig uitrollen.
Schakel het voertuig nadat het tot stilstand is gekomen, uit met de aan-/uitschakelaar aan de onderzijde (schake-
laarstand "OFF" = uitgeschakeld).
Opgelet!
Raak de wielen of de aandrijving hierbij niet aan en beweeg in geen geval de gas-/remhendel op de zen-
der! Houd het voertuig niet aan de wielen vast!
Motor, snelheidsregelaar en aandrijfaccu worden tijdens het gebruik zeer warm! Raak deze onderdelen
daarom niet onmiddellijk aan na het rijden, kans op brandwonden!
Koppel de aandrijfaccu los van de auto. Maak de stekkerverbinding volledig los.
Pas dan mag de zender worden uitgeschakeld.
73