Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Montage Van De Frostcontrol (Veiligheids-/Aftapkraantje); Montage Van Het Veiligheids-/Aftapkraantje; Aansluiten / Leggen Van De Waterleidingen - Truma Combi series Einbauanweisung

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 3
Montage van de FrostControl (veiligheids-/
aftapkraantje)
De FrostControl moet in de directe omgeving van de verwar-
ming in de verwarmde ruimte op een voor de gebruiker goed
toegankelijke plaats worden gemonteerd. Let erop dat de
draaischakelaar (30) en de drukknop (31) te allen tijde kunnen
worden bediend.
Let er bij de plaatskeuze op dat de FrostControl (24) niet in de
buurt van externe warmtebronnen (bijv. netvoedingen) of di-
rect naast warmeluchtbuizen wordt gemonteerd!
Zorg ervoor dat het water direct naar buiten op een tegen
spatwater beschermde plaats wordt afgevoerd (evt. een spat-
vanger aanbrengen).
Boor een gat van Ø 18 mm in de bodem van het voertuig.
Schuif een slang (24b) op de aftapaansluiting (24a), steek beide
door de bodem van het voertuig en leid ze
schot
naar buiten. Houd de aftapaansluiting in het midden van
het gat. Bevestig de FrostControl met 2 schroeven B 5,5 x 25
(bijgeleverd) spanningsvrij – draai de schroeven er loodrecht in.
Dicht de ruimte tussen de slang en het gat van onderen af met
een plastische carrosseriekit. (Zie afbeelding 16 – voorbeeld
van een installatie met flexibele slangen Ø 10 mm).
24
31
31
25
Afb. 16

Montage van het veiligheids-/aftapkraantje

Monteer het veiligheids-/aftapkraantje (24) op een goed toe-
gankelijke plaats in de buurt van het apparaat. Let erop dat de
hendel te allen tijde te bedienen is.
Zorg ervoor dat het water direct naar buiten op een tegen
spatwater beschermde plaats wordt afgevoerd (evt. een spat-
vanger aanbrengen).
Boor een gat van Ø 18 mm in de bodem van het voertuig.
Schuif een slang (24b) op de aftapaansluiting (24a), steek bei-
de door de bodem van het voertuig en leid ze
schot
naar buiten. Bevestig het veiligheids-/aftapkraantje met
2 schroeven. (Zie afbeelding 17 – voorbeeld van een installatie
met vaste leidingen Ø 12 mm).
25
24b
Afb. 17
steeds onder af-
30
23
24a
24b
steeds onder af-
24
23
24a
Ø 18 mm

Aansluiten / leggen van de waterleidingen

Om de goede werking van de aangesloten onderdelen te
waarborgen, moeten de waterleidingen zo kort mogelijk, vrij
van spanning en zonder knikken worden gelegd.
Leg alle waterleidingen met afschot naar het veilig-
heids-/aftapkraantje. Geen aanspraak op garantie bij
vorstschade.
Bij de inbouw van een watervoorziening in het voertuig moet
erop worden gelet dat er tussen de waterleidingen en de
warmtebron (bijv. verwarmingstoestel, warmeluchtbuis) vol-
doende afstand wordt aangehouden.
Een waterleiding mag pas op een afstand van 1,5 m van de
verwarming langs de warmeluchtbuis worden gelegd. De
Truma slangclip SC (art.-nr.: 40712-01) kan vanaf deze afstand
worden gebruikt. Bij het langs elkaar leggen, bijv. bij een door-
voer door een wand, moet er een afstandhouder (bijv. isolatie-
materiaal) worden aangebracht om het contact te vermijden.
Let erop dat de koudwatertoevoer wegens vorstgevaar niet
in contact komt met koudebruggen (bijv. de buitenwand).
Sluit de koudwatertoevoer (23) aan op het veiligheids-/aftap-
kraantje (24).
Om er zeker van te zijn dat de waterinhoud volledig
wordt afgetapt en de aansluitingen van de waterslangen
op het toestel permanent dicht blijven, moeten altijd de bijge-
voegde haakse fittingen (27 + 28) worden gebruikt.
Breng de waterleiding (25) voor de koudwatertoevoer tussen
het veiligheids-/aftapkraantje (24) en de toevoer naar de boiler
aan.
Leg de waterleiding (26) voor warm water van de haakse
fitting met geïntegreerd beluchtingsventiel (28) naar de
verbruikspunten.
Schuif de haakse fitting (28 – met beluchtingsventiel) tot aan
de aanslag op de bovenste aansluiting (warmwaterafvoer) en
de haakse fitting (27) tot aan de aanslag op de onderste aan-
sluiting (koudwatertoevoer) van de verwarming. Controleer
door eraan te trekken of de haakse fittingen goed vast zijn
aangebracht.
Schuif de beluchtingsslang buiten Ø 11 mm (29) op de slang-
aansluiting van het beluchtingsventiel (32) en leg hem zonder
knikken naar buiten. Zorg er daarbij voor dat de diameter van
de bocht niet kleiner is dan 40 mm.
Snij de beluchtingsslang ca. 20 mm onder de bodem van het
voertuig 45° schuin op de rijrichting af. (Zie afbeelding 18 –
voorbeeld van een installatie met flexibele slangen Ø 10 mm).
Afb. 18
32
28
26
29
27
20 mm
45º
NL
25
49

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Diese Anleitung auch für:

Combi 2 e ukCombi 4 e ukCombi 6 eCombi 6 e ukCombi e seriesCombi 4 e

Inhaltsverzeichnis