KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje
Overzicht van de installatie
uitvoering vijf zitplaatsen
korte chassis
³
Controleer de staat van de airbag
voordat u e en p assagier l aat p laatsnemen o f
een kinderzitje installeert.
²
Plaats verboden voor het installeren
van een kinderzitje.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: controleer voordat u
een kinderzitje achterstevoren op de plaats van de passagier voorin installeert, of
de airbag wel is uitgeschakeld (raadpleeg de paragraaf "Kinderveiligheid: uitscha-
kelen/inschakelen van de passagiersairbag voorin" in hoofdstuk 1).
1.38
(3/9)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬
Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van een als "Universeel"
goedgekeurd zitje.
−
Plaats toegelaten voor de beves-
tiging met de gordel van uitsluitend een
achterstevoren geplaatst kinderzitje dat
goedgekeurd is als "Universeel".
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
ü
Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is
toegelaten.
±
De zitplaatsen achterin zijn voorzien
van een verankering voor de bevestiging
van een universeel ISOFIX-kinderzitje voor-
uit. De verankeringen zijn zichtbaar op de
vloer achter de betreffende stoel of onder de
mat e n z ijn t e h erkennen a an e en m arkering.
De grootte van een ISOFIX-kinderzitje wordt
aangegeven door een letter:
– A, B e n B 1: v oor z itjes v ooruit v an g roep 1
(van 9 tot 18 kg);;
– C: zitje achterstevoren van groep 1 (van
9 tot 18 kg).
– D en E: kuipzitjes of zitjes achterstevoren
van groep 0 of 0+ (onder 13 kg);;
– F en G: reiswiegen van groep 0 (onder
10 kg).
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby o f h et k ind n iet c orrect b e-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.