De uitlaatgassen van de
verbrandingsmotor worden voor het linker
achterwiel afgegeven. Tijdens het maaien
met het apparaat moet erop worden gelet,
dat dit gedeelte steeds schoon blijft en
nooit wordt afgedekt, zodat de
uitlaatgassen niet opstuwen.
Starten:
De machine mag alleen vanuit de
bestuurdersstoel worden gestart.
Start de machine op een vlakke
ondergrond, niet op een helling.
De verbrandingsmotor mag alleen in een
goed geventileerde werkruimte worden
gestart, vooral in garages moet op
voldoende beluchting worden gelet.
Voordat u de verbrandingsmotor start,
koppelt u het snijgereedschap, de combi-
apparaten en de aandrijving los en trapt u
het rempedaal krachtig in.
Houd bij het starten altijd voldoende
afstand tussen uw voeten en het
snijgereedschap.
Start de verbrandingsmotor nooit door
kortsluiten van de klem van de startmotor.
Bij het overbruggen van het normale
schakelcircuit van de startmotor kan de
zitmaaier plotseling in beweging komen.
0478 193 9901 A - NL
Start de verbrandingsmotor nooit wanneer
u benzinelucht ruikt – explosiegevaar!
Werken:
Let op – Kans op letsel!
Let op het werkbereik
van het maaimes. Houd
handen of voeten nooit
tegen of onder draaiende
onderdelen. Raak het
ronddraaiende maaimes nooit aan.
Blijf altijd uit de buurt van de
uitwerpopening. Houd altijd
voldoende veiligheidsafstand in
acht.
Werk alleen bij daglicht of bij goede
kunstverlichting.
Bij het rijden buiten het gazon of wanneer
er niet wordt gemaaid, moet het maaimes
worden losgekoppeld en moet het
maaiwerk in de hoogste snijstand worden
gezet.
U moet om in het gras verborgen
voorwerpen heenrijden
(beregeningsinstallaties, palen,
waterkranen, fundamenten, stroomkabels
etc.). Rijd nooit expres over dergelijke
voorwerpen heen.
Bij het werken met extra combi-apparaten
wordt aanbevolen het maaiwerk en het
uitwerpkanaal te demonteren – zie
gebruiksaanwijzing van de combi-
apparaten.
Houd het stuurwiel tijdens het rijden altijd
met beide handen vast.
Voorzichtigheid is met name bij het rijden
op gazons en andere oneffen terreinen
geboden, omdat het stuurwiel bij het rijden
in putten, over heuvels en bij schokken
enz. vanzelf kan verdraaien.
Gevaar voor letsel aan handen en
vingers!
Wanneer er tijdens het werken een defect
aan de tank, de tankdop of aan
brandstofvervoerende onderdelen
(brandstofleidingen) wordt vastgesteld,
moet de verbrandingsmotor meteen
worden uitgeschakeld. Neem vervolgens
contact op met een vakhandelaar. VIKING
beveelt de VIKING vakhandelaar aan.
Let op kuilen (gaten) in het terrein en
andere onzichtbare gevaarlijke plekken.
Hindernissen kunnen in het hoge gras
eenvoudig over het hoofd worden gezien.
Rijd steeds met een gepaste snelheid.
Ga met name voorzichtig te werk op
onoverzichtelijke plekken, bosjes, bomen
en andere hindernissen waarachter zich
personen, met name kinderen, of dieren
kunnen bevinden.
Stop de zitmaaier meteen en schakel de
maaimessen uit wanneer er iemand
binnen het maaibereik komt.
Houd de zone vóór het voertuig
voortdurend in de gaten. Let op
hindernissen om deze tijdig te kunnen
ontwijken.
Controleer voordat u achteruit rijdt altijd de
zone achter de zitmaaier en koppel indien
aanwezig het combi-apparaat los. Maai
nooit achteruit als dit niet beslist
noodzakelijk is. Wees bij het achteruit
rijden bijzonder voorzichtig en controleer
voorafgaand aan het maaien het gehele
gebied achter de zitmaaier grondig.
Laat als u met een groep aan het werk
bent, de anderen steeds tijdig weten wat u
van plan bent. Neem de veiligheidsafstand
in acht!
199