Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Invliegen Van Het Model; A) Bereiktest; B) De Eerste Start; C) Intrimmen Van Het Model - Reely YAK 54 Bedienungsanleitung

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen



12. Invliegen van het model

Nadat u het zwaartepunt, de werking van de motor en de richting van de roerbewegingen gecontroleerd heeft, is uw model klaar voor de eerste vlucht. Wij
adviseren om in ieder geval met een ervaren modelpiloot contact op te nemen of een modelbouwclub bij u in de buurt te zoeken wanneer u niet vertrouwd bent
met het invliegen van modelvliegtuigen.
Wanneer dit niet mogelijk is, zoek dan een hiervoor geschikt vliegterrein en wacht op een dag met weinig wind.
a) Test van de reikwijdte
Vóór de eerste start moeten de vliegaccu en eventueel geplaatste zendaccu´s volgens de instructies van de fabrikant opgeladen worden. Doe op het vliegterrein
eerst een test van de reikwijdte van de afstandsbediening. Stel hiervoor de zender en vervolgens de ontvanger in werking. Controleer nu de reikwijdte door zich
van het model, dat door een helper wordt vastgehouden, langzaam te verwijderen. Tot op een afstand van ten minste 15 m moeten bij ingeschoven antenne alle
roerfuncties ook bij draaiende motoren zonder problemen te besturen zijn. De ontvangstantenne, die uit het uiteinde van de romp komt, mag niet opgerold,
gevouwen of zelfs afgeknipt zijn.

b) De eerste start

Als er geen verharde landingsbaan voor een start vanaf de grond beschikbaar is, roept u de hulp van een starthelper in, die het elektromodel met vol motorvermogen
met een zachte zwaai tegen de wind in gooit. In de praktijk bleek het handig, als de starthelper het model met één hand in het midden van het bovenste
draagvlak en met de andere hand het richtingsroer vastneemt.
Onze tip:
Om de vliegpositie van uw model nauwkeurig te kunnen zien, gaat u het beste met iets afstand achter uw helper staan en kijkt u precies in de
vliegrichting van het startende model.
Bij een correcte montage zal het model met een vlakke hoek snel opstijgen. Probeer hierbij zo min mogelijk te sturen. Pas wanneer het model vanzelf zijn
vliegpositie verandert en bijv. een bocht vliegt, te snel stijgt of de neus naar beneden wil drukken, corrigeert u de vliegpositie met de noodzakelijke stuurcommando's.
Voor de fijngevoelige correctie van de vliegpositie en voor doelgerichte richtingswijzigingen uit de normale vliegpositie zijn slechts kleine resp. korte
knuppelbewegingen bij de zender vereist.
Let op!
Let bij het vliegen altijd op een voldoende vliegsnelheid. Door te sterk aan de stuurknuppel van het hoogteroer te trekken wordt het model te
langzaam en kan over een draagvlak heen gaan kapsijzen.
Vlieg daarom in het begin met voldoende veiligheidshoogte om aan het besturingsgedrag van het model te kunnen wennen. Om ervoor te zorgen dat de eerste
landing ook probleemloos verloopt, dient u eerst meerdere keren op een veilige hoogte en ook tegen de wind in, door het verlagen van de vliegsnelheid
(motorvermogen verlagen) en gelijktijdig "hoogte houden" te proberen "het overtrekken" van het model uit te proberen. Een tolvlucht (ook wel loslating van de
overtreksnelheid) is een niet meer controleerbare vliegtoestand wegens onvoldoende luchtstroming en wordt gekenmerkt door een oncontroleerbaar, zijwaarts
overtrekken van een vleugel. Het overtrekken geeft dus de laagst mogelijke vliegsnelheid aan (met de wind mee en tegen de wind in) waarbij het model door de
nog aanwezige luchtstroming rondom de vleugels nog bestuurbaar is. Het behalen van deze grenssituatie is voor de latere landing een waardevol kenmerk voor
de keuze van de landingssnelheid. Probeer echter niet te ver weg te vliegen om te allen tijde de vliegpositie duidelijk te kunnen beoordelen.

c) Intrimmen van het model

Wanneer uw model bij een rechte vlucht telkens naar één kant trekt, corrigeer dan met behulp van de trimming de noodzakelijke neutrale positie van de
betreffende roeren.
Dwarsroer:
Als het model het linker draagvlak laat "hangen", dan schuift u de trimhendel (zie afbeelding 2, positie 5) stapsgewijs naar rechts, tot het model tijdens het
rechtuit vliegen beide draagvlakken op dezelfde hoogte houdt. Als het model het rechter draagvlak laat hangen, dan moet een trimcorrectie naar links worden
doorgevoerd.
Richtingsroer:
Trekt het model naar links, verschuift dan de trimhendel (zie afb. 2, positie 9) stapsgewijs naar rechts tot het model recht vliegt. Trekt het model naar rechts, moet
er een trimcorrectie naar links gedaan worden.
Hoogteroer:
De trimschuiver voor het hoogteroer (zie afb. 2, positie 3) moet zodanig ingesteld zijn dat het model met maximaal motorvermogen met een vlakke hoek stijgt en
met minder motorvermogen op een gelijkblijvende hoogte vliegt.
Na de landing kunt u indien nodig de stangen voor het richtings- en hoogteroer bijstellen zodat het model recht vliegt en de trimhendels aan de zender weer in
de middelste stand staan.
81

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis