Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Invliegen Van Het Model; A) Bereiktest; B) De Eerste Start; C) Intrimmen Van Het Model - Reely Waco Bedienungsanleitung

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen



12. Invliegen van het model

Nadat u het zwaartepunt, de werking van de motor en de richting van de roerbewegingen gecontroleerd heeft, is uw model klaar voor de eerste vlucht. Wij
adviseren om in ieder geval contact op te nemen met een ervaren modelpiloot of een modelbouwvereniging bij u in de buurt te zoeken wanneer u met het
invliegen van een vliegmodel niet vertrouwd bent.
Indien dit niet mogelijk is, dan zoekt u een geschikt landingsgestel en wacht u een dag af met zwakke wind.
a) Test van de reikwijdte
Vóór de eerste start moeten de vliegaccu en eventueel geplaatste zendaccu´s volgens de instructies van de fabrikant opgeladen worden. Doe op het vliegter-
rein eerst een test van de reikwijdte van de afstandsbediening. Stel hiervoor de zender en vervolgens de ontvanger in werking. Druk gedurende langer als 3
seconden op de "PDM"-toets (zie afbeelding 2, pos. 8) op uw zender, de groene LED dooft uit. Dit zorgt voor een vermindering van het zendvermogen.
Controleer nu de reikwijdte door langzaam van het model, dat door een helpen wordt vastgehouden, weg te gaan. Tot op een afstand van ten minste 15 m
moeten bij verminderd zendvermogen alle roerfuncties ook bij draaiende motoren zonder problemen te besturen zijn. Het verminderd zendvermogen schakelt
zich na 60 seconden opnieuw automatisch uit. Om deze modus vroeger te beëindigen, drukt u nogmaals op de "PDM"-toets.
Belangrijk!
Start uw vlucht nooit, wanneer het zendvermogen nog verminderd is. Dit kan leiden tot het neerstorten van het modelvliegtuig.

b) De eerste start

Indien u niet kunt beschikken over een harde piste voor een start vanop de bodem, neemt u een starthelper die het elektrisch model bij volledig motorvermogen
met een zachte beweging tegen de wind vrijgeeft. Daarbij dient u erop te letten dat de starthelper tijdens het werpen niet met de vingers in de propeller
terechtkomt.
Onze tip:
Om de vliegpositie van uw model nauwkeurig te kunnen zien, gaat u het beste met iets afstand achter de starthelper staan en kijkt u precies in de
vliegrichting van het startende model.
Bij een correcte montage zal het model met een vlakke hoek snel opstijgen. Probeer hierbij zo min mogelijk te sturen. Pas wanneer het model vanzelf zijn
vliegpositie verandert en bijv. een bocht vliegt, te snel stijgt of de neus naar beneden wil drukken, corrigeert u de vliegpositie met de noodzakelijke stuur-
commando's. Voor de fijngevoelige correctie van de vliegpositie en voor doelgerichte richtingswijzigingen uit de normale vliegpositie zijn slechts kleine resp.
korte knuppelbewegingen bij de zender vereist.
Let op!
Let bij het vliegen altijd op een voldoende vliegsnelheid. Door te sterk aan de stuurknuppel van het hoogteroer te trekken wordt het model te
langzaam en kan over een draagvlak heen gaan kapsijzen.
Vlieg daarom in het begin met voldoende veiligheidshoogte om aan het besturingsgedrag van het model te kunnen wennen. Om ervoor te zorgen dat de eerste
landing ook probleemloos verloopt, dient u eerst meerdere keren op een veilige hoogte en ook tegen de wind in, door het verlagen van de vliegsnelheid
(motorvermogen verlagen) en gelijktijdig "hoogte houden" te proberen "het overtrekken" van het model uit te proberen.
Een tolvlucht (ook wel loslating van de overtreksnelheid) is een niet meer controleerbare vliegtoestand wegens onvoldoende luchtstroming en wordt gekenmerkt
door een oncontroleerbaar, zijwaarts overtrekken van een vleugel. Het overtrekken geeft dus de laagst mogelijke vliegsnelheid aan (met de wind mee en tegen
de wind in) waarbij het model door de nog aanwezige luchtstroming rondom de draagvlakken nog bestuurbaar is.
Het behalen van deze grenssituatie is voor de latere landing een waardevol kenmerk voor de keuze van de landingssnelheid. Probeer echter niet te ver weg te
vliegen om te allen tijde de vliegpositie duidelijk te kunnen beoordelen.

c) Intrimmen van het model

Wanneer uw model bij een rechte vlucht telkens naar één kant trekt, corrigeer dan met behulp van de trimming de noodzakelijke neutrale positie van de
betreffende roeren.
Rolroer:
Wanneer het model het linker draagvlak laat "afhangen", dan schuift u de trimhendel (zie figuur 2, pos. 5) geleidelijk aan naar rechts tot het model in rechte lijn
beide draagvlakken op gelijke hoogte houdt. Indien het model het rechter draagvlak laat hangen, dan dient u een trimcorrectie naar links uit te voeren.
Hoogteroer:
De trimhendel voor het hoogteroer (zie figuur 2, pos. 3) dient zo te zijn ingesteld, dat het model bij volledig motorvermogen in een zachte hoek stijgt en met
verminderd motorvermogen op gelijke hoogte blijft vliegen.
Na de landing kunt u indien nodig de stangen voor het rol- en hoogteroer aanpassen door het model laag te laten vliegen en de trimhendel op de afstandsbedie-
ning terug in de middelste positie in te stellen.
94

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis