Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Snelheid Met Of Zonder Verandering Van Toonhoogte Wijzigen; Eigen Reeks Tracks Samenstellen - IMG STAGE LINE CD-292USB Bedienungsanleitung

Professioneller dual-cd/mp3-spieler
Vorschau ausblenden Andere Handbücher für CD-292USB:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 4
5.8.1 Toetsen CUE 1 en CUE 2
1) Druk eerst kort op de toets MEMO / AUTO
(9) om het opslaan te activeren . De toets
licht op .
2) Ofwel drukt u tijdens het afspelen op de toets
CUE 1 (11), als de gewenste plaats is bereikt
(Fly-Cue), ofwel schakelt u op de gewenste
plaats met de toets II (20) in pauze, zoekt
u de plaats precies op met de draaiknop
(16) en drukt u vervolgens op toets CUE 1 .
Deze toets knippert enkele keren en licht dan
continu op . De toets MEMO / AUTO gaat uit .
Herstart het afspelen evt . met de toets II .
3) Herhaal de bedieningsstappen 1 en 2 om
een ander Cue-punt vast te leggen met de
toets CUE 2 .
4) Met de toetsen CUE 1 en CUE 2 kunt u nu
naar de bijbehorende Cue-punten springen:
het afspelen start onmiddellijk vanaf het
respectieve Cue-punt .
5.8.2 Toets CUE
1) Schakel tijdens het afspelen van een track
met de toets II (20) in pauze, als de plaats
bereikt is, naar welke later moet worden te-
ruggesprongen . De toetsen II en CUE (18)
lichten op .
2) Indien nodig, kunt u met de draaiknop (16)
de plaats nauwkeuriger opzoeken (
stuk 5 .7) . De huidige plaats is daarna continu
te horen .
3) Druk op de toets CUE . Hierdoor wordt de
plaats als Cue-punt opgeslagen en het dis-
playbericht "CUE" (L) wordt weergegeven .
De toets CUE licht nu continu op . De toets
II blijft knipperen als teken om het afspelen
te starten .
4) Herstart het afspelen met de toets II .
5) Vervolgens kunt u met de toets CUE naar het
CUE-punt terugspringen . De afspeeleenheid
staat dan in de pauzestand .
6) Start het afspelen met de toets II of houd
de toets CUE ingedrukt zolang u de track
wenst af te spelen . Na loslaten van de toets
CUE keert de afspeeleenheid terug naar het
Cue-punt en schakelt hij in pauze .
5.9 Snelheid met of zonder veran-
dering van toonhoogte wijzigen
U kunt de snelheid met de schuifregelaar PITCH
(15) met max . ±100 % wijzigen:
+100 % = dubbele snelheid
−100 % = stilstand
1) Selecteer het regelbereik met de toets PITCH
(14) . In de tekstregel (O) wordt kort de in-
stelling weergegeven:
"Pitch 8 %", "Pitch 16 %", "Pitch 100" of
"Pitch off", als de snelheidsregelaar opnieuw
is uitgeschakeld en de track met de normale
snelheid wordt afgespeeld .
2) Wijzig de snelheid met de schuifregelaar
PITCH . Het display geeft rechts bovenaan (I)
de procentuele afwijking aan ten opzichte
van de normale snelheid . Het aantal beats
(Q) verandert overeenkomstig .
3) Met het wijzigen van de snelheid wijzigt ook
de toonhoogte in verhouding . Als de toon-
hoogte daarbij echter constant moet blijven,
drukt u op de toets MT (24) . Op het display
wordt het bericht "MT" (S) weergegeven .
Om de functie uit te schakelen, drukt u op-
nieuw op de toets MT .
32
5.10 Pitch Bend – Het ritme van
twee muziekfragmenten op
elkaar afstemmen
De beats van twee muziekfragmenten met het-
zelfde tempo kunnen tijdelijk precies op elkaar
worden afgestemd . Op deze manier wordt bij
het mengen tussen twee afspeeleenheden het
ritme tijdens het dansen niet onderbroken .
1) Synchroniseer met de snelheidsregelaar
PITCH (15) eerst het tempo van het muziek-
fragment dat moet worden ingemengd met
het tempo van het huidige muziekfragment .
Stel hiervoor met de schuifregelaar hetzelfde
aantal beats per minuut in, zie weergave (Q)
onderaan rechts op het display .
2) Stem de beats van het muziekfragment dat
moet worden ingemengd, precies af op
deze van het huidige muziekfragment; ge-
bruik hiervoor de toetsen PITCH BEND (22):
Zolang de toets + of − ingedrukt wordt
gehouden, wordt de track sneller resp . trager
afgespeeld . Op deze manier verschuiven de
beats zich ten opzichte van de beats van het
huidige muziekfragment .
3) De beats kunnen ook door draaien aan de
knop (16) worden verschoven .
5.11 Scratcheffecten genereren
 hoofd-
5.11.1 Scratcheffecten
Om scratcheffecten te genereren (komt overeen
met het handmatig bedienen van een draaitafel),
drukt u op de toets SCRATCH (6) en draait u
de draaiknop (16) overeenkomstig vooruit en
achteruit . De LED van de knop licht op en in de
tekstregel (O) wordt "SCRATCH" weergegeven .
Om het effect uit te schakelen, drukt u opnieuw
op de toets SCRATCH .
5.11.2 Liereffecten
Als de functie Master-Tempo (constante toon-
hoogte) ingeschakeld is [displaybericht "MT"
(S)], schakelt u deze uit met de toets MT (24) .
Door de draaiknop (16) heen en weer te draaien,
neemt de afspeelsnelheid afwisselend toe en af .
Zo ontstaat een liereffect .
5.11.3 Stottereffect
De Cue-punten die met de toetsen CUE (18),
CUE 1 en CUE 2 (11) zijn opgeslagen (
stuk 5 .8), kunnen ook worden gebruikt om in-
teressante stottereffecten te genereren: Door
meerdere keren kort na elkaar op een van de
toetsen te drukken, ontstaat een stottereffect .
Dit effect wordt nog sterker naarmate het Cue-
punt hiervoor geschikt is (bv . inzetten van een
instrument, begin van een woord) .
5.11.4 Naadloze loop afspelen
U kunt een bepaald fragment van een track als
naadloze loop afspelen zo lang u wenst .
1) Start het afspelen met de toets II (20) . Als
het gewenste beginpunt van de loop is be-
reikt (punt a in figuur 6), tip dan op de toets
A (19) .
A
1.
a
PLAY
Figuur 6 Naadloze loop afspelen
Tip: Om het beginpunt op 1 frame nauwkeurig
vast te leggen, schakelt u met de toets II eerst
2) Als bij het verder afspelen het gewenste
3) Om het eindpunt te verschuiven of om dit
4) Het fragment voor de loop kan ook gedeeld
5) Om de loop te verlaten en de track verder
Opmerking: Een opgeslagen loop wordt gewist, als
tijdens het afspelen de volgende track is bereikt of
een andere track met de toets I  of I (21) wordt
geselecteerd .
Fragment met een fractie of veelvoud van een
beatlengte
De lengte van een fragment voor afspelen van
een loop kan ook bij de tracks in
op een fractie of een veelvoud van een beat-
lengte worden ingesteld:
1
1) Houd de toets MEMO / AUTO (9) ingedrukt
 hoofd-
2) Bepaal het beginpunt met de toets A (19) .
3) U kunt de lengte van het loopfragment ook
B/ EDIT

5.12 Eigen reeks tracks samenstellen

2.
Als er alleen geselecteerde tracks in een be-
paalde volgorde moeten worden afgespeeld,
b
PLAY
dan kunt u een reeks van max . 99 tracks pro-
grammeren .
LOOP
5.12.1 Een reeks tracks opslaan en afspelen
1) Als er een track wordt afgespeeld, moet u
naar pauze; met de draaiknop (16) stelt u het
punt exact in en vervolgens drukt u op toets A .
eindpunt van het fragment is bereikt (punt
b in figuur  6), druk dan op toets B / EDIT
(19) . Het fragment tussen de punten wordt
continu herhaald . Zolang een naadloze loop
wordt afgespeeld, wordt het displaybericht
"RELOOP" (J) weergegeven .
tot op één frame nauwkeurig in te stellen,
drukt u tijdens het afspelen van de loop op
de toets B / EDIT . De tijdsweergave (P) duidt
nu de tijdindex van het eindpunt weer . Ver-
schuif met de draaiknop (16) het eindpunt en
bevestig het eindpunt met de toets B / EDIT .
of met een veelvoud verlengd worden . Tij-
dens het afspelen van de loop, selecteert u
met de toets I  of  I (21) de wijziging van de
lengte . De tekstregel (O) geeft de instelling
aan:
TRIM:
1
,
1
,
1
,
1
,
1
,
1
,
2
32
16
8
4
2
1
af te spelen, drukt u opnieuw op de toets
RELOOP / EXIT (19) . Om de loop te herstarten,
drukt u opnieuw op de toets RELOOP / EXIT .
RELOOP / EXIT
RELOOP /EXIT
1.
2.
PLAY
LOOP
Figuur 7 De loop beëindigen en opnieuw starten
,
1
,
1
,
1
,
1
,
1
,
2
,
4
,
8
,
16
32
16
8
4
2
1
1
1
1
houden en stel met de draaiknop (16) de
lengte in . De lengte wordt in de tekstregel
(O) weergegeven, bv . "AUTO 2 / 1" = twee
beatlengten . Na deze instelling licht de toets
MEMO / AUTO op, om aan te geven dat het
eindpunt van een loopfragment automatisch
wordt ingesteld .
Zo wordt tegelijk de naadloze loop gestart
en het eindpunt volgens de ingestelde lengte
ingesteld .
achteraf, zoals hierboven beschreven (bedie-
ningsstap 3 of 4), wijzigen .
deze met de toets II (20) in pauze scha-
kelen .
,
4
,
8
,
16
,
32
1
1
1
1
1
c
4
-ritme exact
4
,
32
1
1

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis