9.4 Veiligheidsvoorzieningen controleren
LET OP
Onvoldoende vacuüm tijdens de test
Risico op letsel door vallende voorwerpen!
•
Controleer de veiligheidsvoorzieningen aan het begin van elke werkploeg (bij onderbroken wer-
king) of eenmaal per week (bij continue werking).
Stel het product buiten gebruik en label het als defect zodra een veiligheidsvoorziening niet goed werkt.
9.4.1 De manometer en het waarschuwingsapparaat controleren
Test de werking van het waarschuwingsapparaat voordat je met het werk begint.
✓ De handschuif (25) is gesloten.
1. Zet de hoofdschakelaar (22) op 1.
De waarschuwingslampjes (26) knipperen rood totdat het minimum vacuüm is bereikt.
2. Als de waarschuwingslampjes niet knipperen, schakelt u de hefinrichting uit en laat u de waarschu-
wingsinrichting controleren.
3. Plaats de hefinrichting op een testlading met een absorberend, glad oppervlak, bijvoorbeeld een metalen
plaat.
4. Open de vacuümtoevoer.
De lading wordt naar binnen gezogen.
Til de lading niet op!
5. Zodra het vacuüm is opgebouwd, creëer je een kleine lekkage bij de afdichtingslip.
De onderdruk op de manometer neemt af.
Als de onderdruk onder het minimumvacuüm van -500 mbar komt, moeten beide rode waarschuwings-
lampjes knipperen.
•
De alarmdrempel van de waarschuwingsinrichting is in de fabriek ingesteld op
de hefinrichting. Pas de alarmdrempel nooit aan.
Als de drukmeter bovenstaande waarden niet weergeeft, schakel dan de hefinrichting uit en laat de waar-
schuwingsinrichting en de drukmeter controleren.
NL - 30.30.01.04558 - 00 - 09/24
Til de lading bij alle zuigtests slechts een paar centimeter op.
9 Onderhoud
47