Bij een uitgeschakeld temperatuuralarm wordt "OFF" weergegeven.
Bij ingeschakeld temperatuur-alarm wordt een temperatuurwaarde
weergegeven.
Wanneer de alarmtoon wordt weergegeven (vb. u heeft als bovenste temperatuur-
grens een temperatuurwaarde van +30.0 °C ingesteld en de meetwaarde stijgt boven
deze grens), dan wordt de alarmtoon stopgezet door kort op de toets "alarm" (6) te
drukke.
g) Temperatuurwaarde voor het temperatuuralarm instellen
—
Wanneer u meer als een buitensensor gebruikt, selecteert u eerst met de toets
"channel" (7) het overeenkomstige kanaal (1, 2 of 3). Als er maar een
buitensensor wordt gebruikt, drukt u zo vaak kort op de toets "" (9) of ""
(10) tot de indicator "
—
Druk een- of tweemaal op de toets "alarm" (6) om de bovenste temperatuurgrens
(symbool " ") of de onderste temperatuurgrens (symbool " ") te selecteren.
—
Schakel het overeenkomstig temperatuuralarm in (of uit) door kort op de toets
"" (9) of "" (10) te drukken.
Bij een uitgeschakeld temperatuuralarm wordt "OFF" weergegeven.
Bij ingeschakeld temperatuur-alarm wordt een temperatuurwaarde
weergegeven.
—
Houd de toets "alarm" (6) zolang ingedrukt tot de temperatuurwaarde knippert,
laat de toets dan opnieuw los.
—
Stel de temperatuurwaarde met de toetsen "" (9) of "" (10) in (voor snelle
verstelling telkens de toets langer ingedrukt houden).
—
Druk kort op de toets "alarm" (6) om de instelling op te slaan en de instelmodus
te verlaten.
h) Tendensweergave voor temperatuur en luchtvochtigheid
De pijlsymbolen naast de binnen-/buitentemperatuur en de luchtvochtigheid bin-
nen/buiten tonen u telkens de richting van de meetwaarden:
Stijgend
150
" knippert.
Gelijkblijvend
Dalend