d) Weergave van de minimum-/maximumwaarde
—
Druk zo vaak kort op de toets "" (9) of "" (10) tot de indicator "
—
Wanneer u meer als een buitensensor gebruikt, selecteert u nu met de toets
"channel" (7) het overeenkomstige kanaal (1, 2 of 3).
—
Druk kort op de toets "mem" (8); op het scherm worden de minimumwaarden
voor temperatuur en luchtvochtigheid weergegeven, bovendien verschijnt de
aanduiding "MIN".
—
Druk nogmaals kort op de toets "mem" (8); op het scherm worden de
maximumwaarden voor temperatuur en luchtvochtigheid weergegeven,
bovendien verschijnt de aanduiding "MAX".
—
Wanneer u nogmaals op de toets "mem" (8) drukt gaat u opnieuw naar de
weergave van de huidige meetwaarde.
e) Minimum-/maximumwaarde wissen
—
Druk zo vaak kort op de toets "" (9) of "" (10) tot de indicator "
—
Houd de toets "mem" (8) gedurende ca. 3 seconden ingedrukt. Aansluitend
worden de minimum- en maximumwaarden gewist.
Als nieuwe minimum- en maximumwaarden worden de actuele meetwaarden
opgeslagen tot er opnieuw een wijziging is.
f) Temperatuuralarm selecteren, in-/uitschakelen
Voor elk van de 3 kanalen kan een temperatuurboven- en -ondergrens worden
ingesteld, waarbij een alarmsignaal wordt uitgezonden wanneer onder resp. boven
deze grens wordt gekomen.
—
Wanneer u meer als een buitensensor gebruikt, selecteert u eerst met de toets
"channel" (7) het overeenkomstige kanaal (1, 2 of 3). Als er maar een
buitensensor wordt gebruikt, drukt u zo vaak kort op de toets "" (9) of ""
(10) tot de indicator "
—
Druk meermaals kort op de toets "alarm" (6) om tussen de bovenste
temperatuurgrens (symbool " "), onderste temperatuurgrens (symbool " ")
en de normale weergave te schakelen.
—
Wanneer het symbool " " of " " wordt weergegeven, kan het overeenkomstige
temperatuuralarm worden in- of uitgeschakeld door kort op de toets "" (9) of
"" (10) te drukken.
" knippert.
" knippert.
" knippert.
149