Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Maaien - Textron Jacobsen Greens King IV Plus Sicherheits-, Bedienungs- Und Wartungshandbuch

Mit rops
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

6.8

MAAIEN__________________________________________________________________

!
WAARSCHUWING
Houdt uw handen, voeten en kleding van de
draaiende maaieenheden vandaan om ernstig letsel
te voorkomen.
Gebruik NOOIT uw handen om de haspels schoon te
maken. Gebruik een borstel om grasresten van de
messen te verwijderen. De messen kunnen scherp
zijn en kunnen letsel veroorzaken.
Om obstructies uit de haspel te verwijderen,
verplaatst u de haspelbedieningshefbomen naar de
uit-positie, stopt u de maaier, schakelt u de
parkeerrem in, stopt u de motor en verwijdert u de
sleutel, en vervolgens de obstructie.
OPMERKING
Gebruik de haspels nooit wanneer ze geen gras
maaien om schade aan de haspel en de sledemessen
te voorkomen.
De bedieners moeten het maaien oefenen op een
overzichtelijk gebied om bekend te raken met het
omhoog- en omlaagbrengen van de haspels. Oefening
zal de bediener bekwamer maken in het beginnen en
stoppen van iedere baan binnen circa twee voet van de
rand van de green. Alleen een laatste baan rond de
green is dan nodig om het werk af te ronden.
OPMERKING
Verwijder altijd de vlag en inspecteer de green
voordat u gaat maaien. Verwijder vuil of andere
objecten dat de haspels en/of de sledemessen kan
beschadigen.
Verschillende factoren kunnen de richting van het
maaipatroon bepalen. Bunkers of andere gevaren nabij
de green en bomen of andere objecten kunnen de
plaatsen waar gekeerd kan worden, beperken. Het
terrein van de green kan ook een factor zijn, maar als de
omstandigheden het toelaten, probeert u de green altijd
in een andere richting te maaien dan de laatst maaibeurt.
1. Stop de eenheid net voor het bereiken van de green
en
breng
de
haspelbedieningshefbomen
tractiehefboom in de stand Maaien (1).
2. Ga verder naar de green op maaisnelheid.
haspels
omhoog.
Zet
in
vooruit
3. Laat
grasopvangbakken over de rand van de green zijn.
Aan het einde van de baan brengt u de haspels
omhoog als de grasopvangbakken de rand van de
green bereiken.
4. Maai altijd rechte banen over een green. Maak
GEEN bocht voor de volgende baan tot het
achterwiel van de green af is. Hiermee vermindert u
het risico dat de banden de graszoden tijdens de
draai kapot rijden.
5. Elke volgende baan moet de vorige met een paar
centimeter overlappen.
6. Nadat alle rechte banen zijn gemaaid, maakt u een
laatste baan rond de buitenrand van de green. Deze
laatste baan moet altijd in de tegenovergestelde
richting worden gemaaid ten opzichte van de vorige
maaibeurt.
7. Leeg de grasopvangbakken voordat u naar de
volgende
haspelbedieningshefbomen in de stand uit, laat de
haspels neer op de grond en schakel de machine
uit om de grasopvangbakken te installeren of te
verwijderen. Kantel de grasopvangbak zodanig dat
de voorrand van het motorframe komt en schuif de
bak op of van het frame.
8. Stop en breng de maaidekken omhoog naar de
transportstand wanneer u bij paden of wegen
oversteekt. Let op ander verkeer.
Om schade aan de green te voorkomen mag u
NOOIT de voorwaartse beweging van de maaier
stoppen terwijl u op de green rijd met ingeschakelde
haspels. Het stoppen van de maaier op een natte
green kan wielafdrukken veroorzaken.
de
en
het
BEDIENING
de
haspels
zakken
green
gaat.
OPMERKING
6
als
de
voorste
Zet
de
nl-27

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis