HOOFDSTUK 3 - GEBRUIK EN AFSTELLINGEN
OPGELET
De afstellingen dienen bij uitgescha-
kelde machine en zonder stroom-
spanning uitgevoerd te worden.
3-1 HOOGTEAFSTELLING
Om de Aandrijver in de hoogte af te
stellen, dient men rekening te houden
met het te snijden deel. De wielen die-
nen zich op een lagere hoogte dan 3-4
mm ten opzichte van de minimum
hoogte van het deel van de bank te
bevinden, zodat de aansluiting steeds
gegarandeerd wordt; het ophanging-
systeem compenseert steeds de even-
tuele hoogteverschillen die zich zouden
kunnen voordoen.
114
3-2 INCLINATIEAFSTELLING
De Aandrijver werd gepland om op
meerdere machines te kunnen gebruikt
worden. Maar om te verzekeren dat
het deel zich parallel met de geleider -
winkelhaak beweegt, dient de
Aandrijver lichtjes geneigd t.o.z. van de
translatierichting van het deel geplaatst
te worden.
Bij bewerkingen waar de Aandrijver met
de verticale motor gebruikt wordt, moet
dus de afstand (B) tussen de uitgangs-
rol en de winkelhaak 5-6 mm lager zijn
dan deze t.o.z. van de ingangsrol (A).
Bij het gebruik van de Aandrijver in
horizontale positie, dient het uitgangs-
wiel met meer dan 5-6 mm t.o.z. van
het ingangswiel geplaatst te worden.