Werbung
RANGE-Funktion, manuelle Messbereichswahl
Die RANGE-Funktion ermöglicht in einigen Messfunktionen mit automatischer Messbereichswahl
(AUTO) die manuelle Messbereichswahl. In Grenzbereichen ist es sinnvoll den Messbereich zu fixieren,
um ein ungewolltes Umschalten zu verhindern.
Durch Drücken der „RANGE"-Taste wird diese Funktion aktiviert. Im Display erlischt die Anzeige „AUTO"
und es erscheint „MANUAL".
Um diese Funktion abzuschalten, halten Sie die Taste „RANGE" für 2 s gedrückt. „AUTO" erscheint wieder
im Display (vorausgesetzt die Autorange-Funktion ist in diesem Messbereich möglich).
REL-Funktion
Die REL-Funktion ermöglicht eine Bezugswertmessung um evtl. Leitungsverluste wie z.B. bei Wider-
standsmessungen zu vermeiden. Hierzu wird der momentane Anzeigewert auf Null gesetzt. Ein neuer
Bezugswert wurde eingestellt. Im oberen kleinen Display wird der Gundwert (Rel-Differenz) angezeigt.
Durch Drücken der „REL"-Taste wird diese Messfunktion aktiviert. Im Display erscheint „
matische Messbereichswahl wird dabei deaktiviert.
Um diese Funktion abzuschalten, drücken Sie die Taste „REL" erneut oder wechseln Sie die Messfunktion.
Die REL-Funktion ist nicht aktiv in den Messbereichen Tempera-
tur, Durchgangsprüfung, Diodentest, Frequenz, Schleifenstrom und Leistung.
MAX/MIN-Funktion
Die MAX/MIN-Funktion ermöglicht während einer Messung die Maximal- und
Minimalwerte zu erfassen und anzuzeigen. Nach Aktivierung der
„MAX/MIN"-Funktion wird wahlweise der Max- oder Min-Wert festgehalten.
Der aktuelle Messwert kann im kleinen oberen Display weiterhin abgelesen
werden. Die Abbildung zeigt das Beispiel im DC-Spannungsmessbereich.
Durch Drücken der „MAX/MIN"-Taste wird der aktuelle Messbereich fixiert
(Autorange ist deaktiviert). Im Display erscheint das inverse Symbol „MIN-
MAX" und „MANUAL". Der aktuelle Messwert wird angezeigt.
Ein erneutes Drücken schaltet die MAX-Funktion ein. Der Max-Wert wird im
Hauptdisplay fortlaufend festgehalten. Erkennbar ist dieser Wert durch das
Symbol „MAX".
Ein weiteres Drücken schaltet zur MIN-Funktion um. Der Min-Wert wird im
Hauptdisplay fortlaufend festgehalten. Erkennbar ist dieser Wert durch das Symbol „MIN".Die automati-
sche Messbereichswahl wird dabei deaktiviert.
Um diese Funktion abzuschalten, halten Sie die Taste „MAX/MIN" ca. 2 s gedrückt. Das inverse Symbol
„MAXMIN" erlischt und die automatische Messbereichswahl wird aktiviert.
Die MAX-MIN-Funktion ist nicht in allen Messfunktionen verfügbar.
22
e) Weerstandsmeting
Voor de weerstandsmeting gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik „Ω".
- Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus (7), het zwarte
in de COM-aansluiting (8).
- Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide
meetstiften met elkaar te verbinden. Nu moet zich een
weerstandswaarde van ca. 0 - 0,5 ohm instellen (de
eigen weerstand van de meetsnoeren).
- Druk op de toets "REL" (10), om de invloed van de eigen
weerstand van de meetsnoeren op de volgende weer-
". Die auto-
standsmeting uit te schakelen. Op het display verschijnt
het delta-symbool en het scherm geeft 0 Ohm weer. De
automatische bereikselectie (AUTO) is gedeactiveerd.
Op het bovenste, kleine display wordt de basiswaarde
(Rel-verschil) weergegeven.
- Sluit nu de beide meetstiften aan op het meetobject. De
meetwaarde wordt op het display weergegeven, mits het meetobject niet hoogohmig of onderbroken
is. Wacht tot de displaywaarde gestabiliseerd is. Bij weerstanden >1 MOhm kan dit enkele seconden
duren.
- Zodra "OL" (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik over-
schreden of is het meetcircuit onderbroken. Een herhaalde druk op de toets "REL" schakelt de relatief-
functie uit en activeert de autorange-functie.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
Wanneer u een weerstandsmeting uitvoert, moet u erop letten dat de meetpunten waar
u de meetstiften mee in contact brengt voor het meten, vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars
en dergelijke. Dergelijke omstandigheden kunnen het meetresultaat vervalsen.
107
Werbung
Kapitel
Fehlerbehebung
