Werbung
j) DC-Schleifenstrommessung „%"
Die Schleifenstrommessung dient in industriellen Sensor- und Steuerleitungen zur Diagnose und Fehler-
suche an Stromschnittstellen wie z.B. bei SPS-Steuerungen oder Fühleranlagen. Stromschnittstellen sind
genormt und werden mit einem Strom von 4 - 20 mA bei einer max. Spannung von 24 V/DC betrieben.
Das DMM zeigt diesen Bereich als prozentualen Wert des Schleifenstromes an. Der Messbereich reicht
von 4 mA = 0% bis 20 mA = 100%.
Wird der Messwert von 0% (4 mA) unterschritten, erscheint „LO". Dies bedeutet eine Unterbrechung
bzw. einen Ausfall der Schnittstelle.
Wird der Messwert von 100% (20 mA) überschritten, erscheint „HI". Dies kann ggf. Aufschluss auf einen
defekten Fühler oder Signalwandler geben.
Vor dem Anschluss und nach einer Messung immer die Schaltung stromlos
schalten.
Zur Messung des Schleifenstromes gehen Sie wie folgt vor:
- Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich
„Hz%". Drücken Sie die Taste „SELECT" um die Mess-
funktion umzuschalten. Im Display erscheint das Symbol
für DC-Schleifenstrommessung in %. Eine erneute
Betätigung schaltet in die erste Messfunktion usw.
- Stecken Sie die rote Messleitung in die mAµA%- Mess-
buchse. Die schwarze Messleitung stecken Sie in die
COM-Messbuchse.
- Verbinden Sie die beiden Messspitzen in Reihe mit dem
Messobjekt (Stromschleife, Sensorkreis etc.); die jeweili-
ge Polarität des Messwertes wird zusammen mit dem
augenblicklichen Messwert im Display angezeigt.
Sobald ein Minus „-„ vor dem Messwert
erscheint, verläuft der Strom entgegenge-
setzt (oder die Messleitungen sind ver-
tauscht).
- Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
20
h) Capaciteitsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
Let bij elektrolyt-condensatoren absoluut op de polariteit.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik
- Steek het rode meetsnoer in de V-meetbus (7), het zwarte
in de COM-aansluiting (8).
- In het display verschijnt de eenheid „nF".
Door de gevoelige meetingang kan bij
„open" meetsnoeren een waarde in het dis-
play worden weergegeven. Door indrukken
van de toets "REL" wordt het display
gereset op "0". Op het bovenste, kleine dis-
play wordt de basiswaarde (Rel-verschil)
weergegeven. De autorange-functie wordt
gedeactiveerd.
- Verbind nu de beide meetpunten (rood = pluspool/zwart =
minpool) met het meetobject (condensator). Op het dis-
play wordt na korte tijd de capaciteit weergegeven.
Wacht tot de displaywaarde gestabiliseerd is. Bij conden-
satoren >40 µF kan dit enkele seconden duren.
- Zodra "OL" (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik over-
schreden.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
.
109
Werbung
Kapitel
Fehlerbehebung
