VOLTCRAFT VC175 Bedienungsanleitung Seite 17

Zodra er bij de gemeten gelijkstroom een minteken "-" verschijnt voor de gemeten waarde, dan
is de gemeten stroom negatief (of de meetpennen zijn verwisseld).
Ga als volgt te werk voor het meten van de gelijkstromen "A, mA, µA"
Wisselstroommetingen worden niet ondersteund door deze DMM. Probeer niet om
wisselstromen te meten met deze DMM.
Steek het rode meetsnoer in de 10 A max-bus (10) als de hoogte van de stroom niet bekend is.
1. Schakel de DMM in en kies meetbereik "A, mA, µA
mogelijk de meting op het hoogst mogelijke bereik, want als de stroom te hoog is zal de zekering
doorbranden.
2. Druk op de knop SELECT (1) om over te schakelen naar "A, mA, µA ~".
3. Steek het rode meetsnoer in de 10 A max-bus (10) (bij stromen >400 mA) of in de mAµA-bus (8)
(bij stromen <400 mA). Steek het zwarte meetsnoer in de COM-bus.
4. Sluit nu de beide meetsnoeren in serie aan met het te meten object (batterij, circuit enzovoort); het
uitleesvenster geeft de polariteit van de gemeten waarde samen met de actuele meetwaarde aan.
De eenheid van de meting is µA, mA of A (afhankelijk van het gekozen meetbereik).
c) Weerstandsmetingen
Zorg er voor dat alle delen van circuits, schakelaars en componenten en andere
meetobjecten geen spanning voeren en ontladen zijn.
Ga als volgt te werk voor het meten van de weerstand:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik " ".
2. Steek het rode meetsnoer in de -bus (8) en het zwarte meetsnoer in de COM-bus (9).
3. Controleer of de meetsnoeren goed zijn door de meetpennen tegen elkaar te houden. Hierbij moet
de weerstandswaarde ongeveer gelijk zijn aan 0,5
4. Sluit nu de meetpennen aan op het object dat moet worden gemeten. Als het te meten object
niet hoog-resistief is (oneindige weerstand) of is onderbroken, wordt de gemeten waarde
weergegeven op het uitleesvenster. Wacht totdat het uitleesvenster zich heeft gestabiliseerd. Bij
weerstandswaarden >1 M kan dit enkele seconden duren.
74
" met de draaiknop (5). Start indien
(eigen weerstand van de meetsnoeren).
d) Einlegen/Austauschen der Batterie
Lassen Sie entleerte Batterien nicht im Gerät. Selbst auslaufgeschützte Batterien
können korrodieren und dadurch Chemikalien freisetzen, welche Ihre Gesundheit
schädigen oder das Batteriefach zerstören können.
Lassen Sie Batterien nicht achtlos herumliegen. Sie könnten von Kleinkindern
oder Haustieren verschluckt werden. Kontaktieren Sie im Falle des Verschluckens
umgehend einen Arzt.
Wenn das Gerät über einen längeren Zeitraum nicht benutzt wird, entfernen Sie die
Batterien, um ein Auslaufen zu verhindern.
Auslaufende oder beschädigte Batterien können bei Kontakt mit der Haut zu
Säureverätzungen führen. Tragen Sie daher geeignete Schutzhandschuhe.
Stellen Sie sicher, dass die Batterien nicht kurzgeschlossen werden. Werfen Sie
Batterien nicht ins Feuer!
Batterien können nicht wieder aufgeladen werden. Es besteht Explosionsgefahr!
Zum Betrieb des Messgeräts wird eine 9-V-Batterie benötigt (z. B. 1604A). Vor der Inbetriebnahme
und bei Erscheinen des Symbols für den Batteriewechsel auf dem Display müssen Sie eine
neue, vollständig geladene Batterie einlegen.
Führen Sie folgende Schritte aus, um die Batterie einzulegen oder zu ersetzen:
1. Trennen Sie die angeschlossenen Messleitungen vom Messschaltkreis und vom Messgerät.
Schalten Sie das DMM aus.
2. Lösen Sie die Schrauben auf der Rückseite des Batteriefachs (6), und ziehen Sie das Batteriefach
und die Batterie vorsichtig aus dem Messgerät.
3. Legen Sie eine neue Batterie mit der richtigen Polarität in das Batteriefach, und schieben Sie
dieses in das DMM.
4. Befestigen Sie die Batteriefachabdeckung unter Verwendung der Schraube.
Geeignete Alkali-Batterien können unter Angabe der folgenden Bestellnummer bezogen
werden:
Artikel-Nr. 65 25 09 (eine Batterie bestellen).
Verwenden Sie ausschließlich Alkali-Batterien, da diese sehr leistungsfähig sind und über eine
lange Lebensdauer verfügen.
19