Reinigung; Diodetest - VOLTCRAFT VC175 Bedienungsanleitung

b) Reinigung
Durch das Entfernen von Abdeckungen oder Bauteilen werden unter Umständen
spannungsführende Geräteteile offen gelegt.
Vor einer Reinigung oder Reparatur des Geräts müssen die angeschlossenen
Leitungen vom Messgerät und von allen Messobjekten getrennt werden. Schalten
Sie das DMM aus.
Verwenden Sie zum Reinigen des Produkts keine kohlenstoffhaltigen Reinigungsmittel sowie kein
Petroleum, Alkohol oder ähnliches.
Dies könnte die Oberfl äche des Messgeräts beschädigen. Darüber hinaus stellen die Dämpfe eine
Gefahr für Ihre Gesundheit dar, und es besteht Explosionsgefahr. Des Weiteren dürfen Sie keine
scharfkantigen Werkzeuge, Schraubendreher oder Metallbürsten oder Ähnliches zum Reinigen
verwenden.
Reinigen Sie das Gerät, das Display und die Messleitungen mit einem sauberen, fusselfreien,
antistatischen und leicht angefeuchteten Tuch.
c) Austausch der Sicherungen
Die Verwendung ausgebesserter Sicherungen und das Überbrücken des
Sicherungshalters ist aus Sicherheitsgründen verboten.
Schalten Sie das Messgerät niemals in geöffnetem Zustand ein.
ES BESTEHT LEBENSGEFAHR!
Die Strommessbereiche sind durch keramische Feinsicherungen gegen Überlastung geschützt. Wenn
in dem jeweiligen Bereich keine Messung mehr möglich ist, müssen Sie die Sicherung ersetzen.
Führen Sie dazu folgende Schritte aus:
1. Trennen Sie die angeschlossenen Messleitungen vom Messschaltkreis und vom Messgerät.
2. Schalten Sie das DMM aus.
3. Schrauben Sie die Schrauben am Batteriefachdeckel ab, und nehmen Sie den Batteriefachdeckel
und die Batterie vorsichtig heraus.
4. Lösen Sie die beiden Schrauben auf der Rückseite des Geräts, und ziehen Sie vorsichtig das
Gehäuse ab.
5. Ersetzen Sie die defekte Sicherung durch eine neue Sicherung des gleichen Typs mit der gleichen
Nennspannung. Die Sicherungen verfügen über folgende Werte:
- F1 Feinsicherung, fl ink, 0,5 A/600 V (6 × 32 mm), Artikel-Nr. 702632.
- F2 Feinsicherung, fl ink, 10 A/600 V (6 × 25 mm), Artikel-Nr. 700161.
6. Schließen Sie anschließend wieder vorsichtig das Gehäuse.
18
5. Als er een "OL" op het uitleesvenster verschijnt, wordt het meetbereik overschreden of het
meetcircuit is onderbroken. Kies indien noodzakelijk een hoger meetbereik.
6. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. Zet de
draaiknop in de stand "OFF" (uit).
Zorg er bij het uitvoeren van een weerstandsmeting voor dat de meetpunten waarmee met de
meetstiften contact wordt gemaakt, vrij zijn van vuil, olie, soldeerlak en degelijke. Anders levert
de meting onder dergelijke omstandigheden een verkeerd meetresultaat op.
d) Diodetest
Zorg er voor dat alle delen van circuits, schakelaars en componenten en andere
meetobjecten geen spanning voeren en ontladen zijn.
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik " ".
2. Druk op de knop SELECT (1) totdat
3. Steek het rode meetsnoer in bus (8) en het zwarte meetsnoer in de COM-bus (9).
4. Controleer of de meetsnoeren goed zijn door de meetpennen tegen elkaar te houden. Hierbij moet
de waarde ongeveer 0 V zijn. Er klinkt een akoestisch signaal.
5. Sluit nu de beide meetsnoeren aan op het te meten object (diode).
6. Het uitleesvenster geeft nu de doorgangsspanning aan in volt (V). De open-circuitspanning is
ongeveer 2,6 V.
7. Als er een "OL" wordt weergegeven, dan wordt de diode in tegengestelde richting gemeten of is de
diode stuk (onderbroken). Voer dan een meting met verwisseling van de meetpennen (ompolen) uit
om dit te controleren. Het rode meetsnoer komt overeen met de positieve pool (anode), het zwarte
meetsnoer met de negatieve pool (kathode). Een siliciumdiode heeft een doorgangsspanning van
circa 0,5 – 0,8 V.
8. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. Zet de
draaiknop (5) in de stand "OFF" (uit).
e) Continuïteitstest
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik " ".
2. Druk op de knop SELECT (1) totdat
3. Steek het rode meetsnoer in bus (8) en het zwarte meetsnoer in de COM-bus (9).
4. Controleer of de meetsnoeren goed zijn door de meetpennen tegen elkaar te houden. Hierbij moet
de waarde ongeveer 0 V zijn. Er klinkt een akoestisch signaal.
5. Sluit nu de beide meetpennen aan op de contactpunten om de doorgang te testen.
6. Het uitleesvenster geeft de doorgangsspanning aan in volt (V).
wordt aangegeven op het uitleesvenster (LCD) (4).
wordt aangegeven op het uitleesvenster (LCD) (4).
75