Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Warmte-Isolatie Van De Koelstofpijpen; Bedrading; Voorzichtig; Bedieningsdoos En Aansluitpositie Van Bedrading - Mitsubishi Electric PUHY-P-YSGM-A Anwendung

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 18
Opmerking:
Zorg ervoor dat u de juiste hoeveelheid koelvloeistof bijvult. Sluit ook
altijd het systeem af met vloeibare koelstof. Teveel of te weinig koelstof
zal problemen veroorzaken.
U dient een verdeelventiel, vulslang en andere onderdelen voor de koel-
stof te gebruiken die staat aangegeven op het apparaat.
Gebruik een gravimeter. (Een exemplaar dat kan meten tot 0,1 kg.)
Gebruik een vacuümpomp met een keerklep voor terugstroming.
(Aangeraden vacuümmeter: ROBINAIR 14830A Thermistor Vacuum
Gauge)
Gebruik ook een vacuümmeter die 5 minuten na inschakeling een druk
bereikt van 65 Pa [abs] of lager.
3 Bijvullen van koelstof
Aangezien de gebruikte koelstof bij het apparaat niet-azeotropisch is, dient
deze in vloeibare toestand te worden bijgevuld. Daarom moet u, wanneer u de
unit dus bijvult met koelstof vanuit een cilinder zonder afzuigpijp, de koelvloeistof
bijvullen door de cilinder ondersteboven te houden (zie Fig. 10.3.3). Als de
cilinder wel voorzien is van een afzuigpijp (zoals weergegeven in de rechter-
afbeelding), kan de koelvloeistof worden bijgevuld terwijl de cilinder rechtop
staat. Bestudeer daarom de specificaties van de cilinder nauwkeurig. Indien
het apparaat wordt bijgevuld met koelstofgas, dient u alle koelstof te vervan-
gen door nieuwe koelsotf. Gebruik niet de koelstof die in de cilinder achterblijft.
[Fig. 10.3.3] (P.6)
A Afzuigpijp
B In het geval dat de cilinder geen afzuigpijp heeft

10.4. Warmte-isolatie van de koelstofpijpen

Zorg voor warmte-isolatie van de koelstofpijpen door de vloeistof- en gaspijpen
apart met hittebestendig polyethyleen van voldoende dikte te bedekken en wel zo
dat er geen gat zit bij de verbinding tussen het binnenapparaat en het isolatie-
materiaal en de isolerende materialen zelf. Wanneer de isolatie niet goed is, ont-
staan er mogelijk condensatiedruppels, enz. Geef vooral aandacht aan isolatie
van de tussenruimte boven het plafond.
[Fig. 10.4.1] (P.6)
A Staaldraad
C Olieachtige asfaltmastiek of asfalt
E Buitenkant B
Glasvezel + Staaldraad
Isolatie-
materiaal
Kleefmiddel + Hittebestendig polyethyleenschuim + Kleefband
A
Binnen
Vinylband
Buitenkant
Open vloer
Waterdichte hennepstof + Verhard asfalt
B
Buiten
Waterdichte hennepstof + Zinken plaat + Olieachtige verf

11. Bedrading

11.1. Voorzichtig

1 Geschakelde aansluitingen van het aansluitblok voor gecentraliseerde bestu-
ring van de transmissieleiding (TB7), op het hoofdapparaat (OC), naar het
aansluitblok (TB7), op het subapparaat (OS).
Vervang het tussenstuk van de kortsluitconnector op de besturingskaart vanaf
CN41, van één hoofdapparaat naar CN40. CN41 moet niet op de subapparaten
worden vervangen.
Zet de schakelaars voor gecentraliseerde besturing (SW2-1) op de besturings-
kaarten in alle hoofdapparaten op "ON".
2 Volg de voorschriften van uw overheidsorgaan voor technische standaards
met betrekking tot elektrische apparaten, bedradingsvoorschriften en aanwij-
zingen van elk elektriciteitsbedrijf.
3 Bedrading voor de bediening (die vanaf nu transmissieleiding genoemd wordt)
moet apart (5 cm of meer) van de voedingskabel worden aangelegd zodat
deze niet wordt beïnvloed door elektrische ruis van de voedingskabel. (Plaats
de transmissieleiding en de voedingskabel niet in dezelfde elektriciteitsbuis.)
4 Zorg voor de voorgeschreven aarding voor het buitenapparaat.
5 Geef wat ruimte rond de bedrading van de doos met elektrische onderdelen
van de binnen- en buitenapparaten, want deze doos moet soms verwijderd
worden bij onderhoudswerkzaamheden.
6 Verbind de voedingskabel nooit met het aansluitbed van de transmissieleiding.
Wanneer u dit doet, branden de elektrische onderdelen door.
7 Gebruik tweeaderige afschermkabels voor de transmissieleiding. Wanneer
transmissieleidingen van verschillende systemen verbonden worden met de-
zelfde meeraderige kabel, veroorzaakt de daaruit voortvloeiende slechte ver-
zending en ontvangst foutieve werking.
8 Alleen de gespecificeerde transmissieleiding moet aangesloten worden aan
B Pijp
D Isolatiemateriaal A
Opmerking:
Wanneer u een overdekking van polyethyleen gebruikt, is dakbedekking
met asfalt niet nodig.
Er hoeft geen warmte-isolatie te worden aangebracht voor elektrische
bedrading.
[Fig. 10.4.2] (P.6)
A Vloeistofleiding
B Gaspijp
D Afplakband
E Isolatiemateriaal
[Fig. 10.4.3] (P.6)
Pijpen door muren, vloeren en daken
[Fig. 10.4.4] (P.6)
<A> Binnenmuur (verborgen)
<C> Buitenmuur (blootgesteld)
<E> Pijpkoker op het dak
<F> Het doordringende deel op brandgrens en grensmuur
A Mof
C Bekleding
E Band
G Mof met rand
I Specie of ander onbrandbaar dichtingsmateriaal
J Onbrandbaar isolatiemateriaal
Wanneer een gat met specie wordt gevuld, bedek het doordringende deel met een
stalen plaat zodat het isolatiemateriaal niet in elkaar geduwd wordt. Gebruik voor
dit deel onbrandbare materialen voor zowel isolatie als bedekking. (Er dient geen
vinyl voor bedekking gebruikt te worden.)
Isolatiemateriaal voor de leidingen die op locatie moet worden aangebracht,
moet aan de volgende specificaties voldoen:
ø6,35 tot ø25,4 mm
Dikte
Temperatuurbestendigheid
*
Wanneer u de leidingen in een omgeving met een hoge temperatuur en/of
vochtigheid installeert, bijvoorbeeld op de bovenste verdieping van een ge-
bouw, moet u mogelijk dikker isolatiemateriaal gebruiken dan in de boven-
staande tabel wordt aangegeven.
*
Wanneer u zich moet houden aan bepaalde specificaties afkomstig van de
klant, moet u controleren of deze wel in overeenstemming zijn met de specifi-
caties uit de bovenstaande tabel.
het aansluitblok voor transmissie van het buitenapparaat.
(De transmissielijn dient op het binnenapparaat te worden aangesloten: aansluit-
blok TB3 van het hoofdapparaat (OC) voor de transmissielijn, of: aansluitblok
TB7 voor gecentraliseerde besturing)
* Aansluitblok TB3 op het subapparaat (OS) wordt in dit systeem niet gebruikt.
Bij foutieve aansluiting zal het systeem niet werken.
9 De groep wordt ingesteld met behulp van de afstandsbedieningseenheid.
11.2. Bedieningsdoos en aansluitpositie van
bedrading
1. Sluit de transmissieleiding voor binnenapparaten aan op het aansluitblok voor
de transmissielijn (TB3) of sluit de bedrading tussen buitenapparaten of de
bedrading met het centrale besturingssyteem aan op het aansluitblok voor
centrale besturing (TB7).
Wanneer u afgeschermde bedrading gebruikt, dient u de afscherming van de
transmissieleiding van het binnenapparaat aan te aarden via de aardschroef
(
) en de afscherming van de leiding tussen de buitenapparaten en het cen-
trale besturingssysteem te aarden op de aansluitklem (S) voor de afscherming
op het aansluitblok (TB7) van het centrale besturingssysteem. Daarnaast moet,
in het geval van buitenunits waarbij de aansluitklem voor de netspanning CN41
is vervangen door CN40, de aansluitklem voor afscherming (S) van het aansluit-
blok voor centrale bediening (TB7) ook worden geaard via de aardschroef (
Zorg dat de bedrading goed met de kabelband aan de onderkant van het
aansluitblok is bevestigd, zodat het aansluitblok is beveiligd tegen uitwendige
krachten. Als een uitwendige kracht op het aansluitblok wordt uitgeoefend, kan
dit leiden tot beschadiging van het blok, kortsluiting, een aardfout of brand.
C Elektrische draad
<B> Buitenmuur
<D> Vloer (Waterdicht maken)
B Isolatiemateriaal
D Dichtingsmateriaal
F Waterdichte laag
H Bekledingsmateriaal
Afmeting leiding
ø28,58 tot ø41,28 mm
10 mm min.
15 mm min.
100 °C min.
69
).

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis