Inertie koeling
SetT:
DTstart:
Koelunits
- +
DG:
SG:
3
SG3:
SG4:
Kamerterminals
SetT
Z:
Z:
Z3:
Z4:
Z5:
Eindregeling AUTO
Aktief:
Tmn
Z:
Z:
3
Z3:
4
Z4:
3
Z5:
3
Eterne ketel
Noodmodus:
Ondersteuningsmodus:
Inertie koeling
Geeft de referentietemperatuur van het inertiereservoir van koeling weer en laat toe de
8
3
differentieel van starttemperaturen af te stellen.
Koelunits
- +
Hiermee kan een afstelling uitgevoerd worden op de beoogde vertrektemperaturen
voor koeling, geprogrammeerd door de servicedienst. Elke schijf verhoogt of verlaagt de
vertrektemperatuur met 2 ºC.
Binnenomgevingsterminals
DTc
Geeft de referentietemperatuur van de binnenomgeving weer (Tcons) en de
differentieel van de comforttemperatuur (DTc) van de terminals die overeenstemmen
met elke pompgroep.
Opmerking: deze configuratie is verbonden aan de verwarmings- en koelservices. Indien
deze gewijzigd wordt voor de verwarmingsservice, dan wordt deze automatisch gewijzigd
voor de koelservice en vice versa.
Regelterminals AUTO
Tm
Voor inschakeling van de automatische regeling van binnenomgevingsterminals via bus
(TH-Tune / THt).
Voor het afstellen van de minimum (Tmin) en maximum (Tmax) binnentemperatuur
waartussen de referenties van de binnenterminals door bus schommelen in de
verschillende bedrijfsmodi.
Opmerking: door het activeren van deze optie voeren de binnenterminals automatisch
referentiewijzigingen uit afhankelijk van of een van de energetische benuttingsfuncties is
geactiveerd. Wanneer de functies voor elektrische overschotregeling of geforceerd
verbruik (SG4) zijn geactiveerd, gaan de terminals automatisch over op de meest eisende
referentieomgevingstemperatuur, op basis van de bedrijfsmodus (Tmax voor verwarming
/ Tmin voor koeling). Wanneer geen van deze functies is geactiveerd, gaan de
binnenterminals automatisch over op de minst eisende referentietemperatuur. Wanneer
de automatische referentiewijziging eenmaal is uitgevoerd, kan deze direct op elk van de
binnenterminals worden gewijzigd. De nieuwe referentie blijft behouden totdat de
voorwaarden zich voordoen voor een nieuwe automatische referentiewijziging.
Opmerking: deze configuratie is verbonden aan de verwarmings- en koelservices. Indien
deze gewijzigd wordt voor de verwarmingsservice, dan wordt deze automatisch gewijzigd
voor de koelservice en vice versa.
Externe koeler
Hiermee kan het gebruik van het hulpsysteem voor koeling worden ingesteld, zowel in
NOODMODUS als in ONDERSTEUNINGSMODUS.
Opmerking: in NOODMODUS wordt het hulpsysteem automatisch geactiveerd wanneer
er een alarm actief is.
In de ONDERSTEUNINGSMODUS wordt het hulpsysteem automatisch geactiveerd voor de
normale productie voor KOELING volgens de programmering van de technische dienst.
142
Gebruikershanleiding