Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

EINHELL FREELEXO CAM Originalbetriebsanleitung Seite 252

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für FREELEXO CAM:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 1
het begrenzingsbereik heen kan glijden en zo de
grens niet wordt herkend.
De magneetband (27) kan net zoals de leikabel
(24) zowel op de grond als ca. 5 cm diep in de
grond worden geïnstalleerd. Let erop dat de
magneetband (27) niet te diep in de grond wordt
gelegd, aangezien anders een betrouwbare her-
kenning door de maairobot niet meer kan worden
gegarandeerd.
5.7.4 Hoofd- en nevenvlak (afbeelding 5m)
Met nevenvlak (B) wordt een werkterrein aange-
duid, dat niet rechtstreeks met het hoofdvlak (A),
bijv. door een nauw punt, is verbonden. De maai-
robot kan een nevenvlak niet direct en zelfstandig
bereiken.
Om het nevenvlak (B) te kunnen maaien moet
u de maairobot met de hand daarnaartoe (B)
dragen. De maairobot moet via de hoofdscha-
kelaar (7) zijn ingeschakeld. Start daar de maai-
robot door de toets 'START A/B' (64) 5 sec. in te
drukken. Sluit vervolgens de afdekking van het
bedieningsveld (13). De nevenvlak-modus is ge-
activeerd en de status-LED (52) knippert groen.
De maairobot zal in het nevenvlak (B) niet probe-
ren om naar het laadstation (19) terug te rijden,
wanneer de laadtoestand van de accu laag is. De
maairobot maait, tot de accu is uitgeput. Daarna
moet ofwel de accu geladen of de maairobot terug
naar het laadstation (19) gedragen worden.
Opgelet!
De maairobot mag zich maximaal 1000 m van het
laadstation (19) verwijderen, anders brandt de
GNSS-LED (54) geel kan hij niet worden ingezet
in de hoofdvlak-modus. Voor het bedrijf in de
nevenvlak-modus is de afstand tot het laadstation
(19) niet relevant.
5.7.5 Afstand tot externe maaivlakken
Houd een afstand tot vreemde maaivlakken (bijv.
van buren), waar met een begrenzingsdraad
wordt gewerkt. Het door de begrenzingsdraad ge-
genereerde signaal kan een probleem vormen als
de maairobot zijn weg naar het laadstation (19)
terug probeert te vinden.
5.8 GNSS-module
5.8.1 Positie van het laadstation kalibreren
Opdat de maairobot weer de weg terugvindt naar
de zoeklus en het laadstation (19), moet hij de
positie van het laadstation (19) kalibreren met be-
hulp van een globale satellietnavigatie (GNSS).
Anl_FREELEXO_CAM_SPK13.indb 252
Anl_FREELEXO_CAM_SPK13.indb 252
NL
Daartoe zet u de operationele maairobot met
ingeschakelde hoofdschakelaar (7) in het laadsta-
tion (19). Tijdens het kalibratieproces knippert de
GNSS-LED (54) groen en deze brandt ononder-
broken groen als het proces succesvol is afgeslo-
ten. Dit proces kan enkele minuten beslag nemen.
Zorg ervoor dat geen afscherming of overdekking
de bepaling van de positie verhindert. Plaats het
laadstation (19) niet naast hoge gebouwen. Houd
voldoende afstand tot hoge gebouwen en bomen.
In sommige gevallen is hier een kalibratie omwille
van een slechte dekking van het signaal niet mo-
gelijk.
5.8.2 In kaart brengen
Als de maairobot moet terugkeren naar het laad-
station (19), dan bepaalt hij met behulp van de
GNSS-module zijn afstand tot het laadstation
(19). Als de maairobot op weg naar het laad-
station (19) stuit op een grens van de tuin of op
hindernissen, dan slaat de maairobot zijn positie
op en wordt het maaiterrein in kaart gebracht. Zo
vindt de maairobot bij verder gebruik sneller de
weg terug naar het laadstation (19).
5.8.3 In kaart brengen verwijderen
Om alle GNSS-informatie op uw maairobot te ver-
wijderen schakelt u deze via de hoofdschakelaar
(7) uit (OFF). Houd de vergrendelingstoets (62)
ingedrukt en schakel de maairobot gelijktijdig via
de hoofdschakelaar (7) in (ON). De maairobot be-
vestigt de verwijdering door een akoestisch sign-
aal. Daarna moet de maairobot in het laadstation
(19) opnieuw worden gestart, om de positie van
het laadstation nieuw te kalibreren. Mocht u aan
de tuin grotere aanpassingen van het maaiterrein
uitvoeren, dan valt het aan te bevelen om datgene
wat de maairobot in kaart heeft gebracht te verwi-
jderen. Vooral in hete zomermaanden kunnen een
groot aantal gele plekken op het gazon de werk-
wijze van de maairobot beïnvloeden. Wij bevelen
aan om dan het automatisch bedrijf uit te schake-
len en het apparaat in de nevenvlak-modus op de
gewenste plaatsen van de tuin in te zetten. Dit kan
eveneens tot vervalsing van het in kaart gebrachte
terrein leiden, waardoor de maairobot niet meer
juist kan werken. Verwijder in dit geval het in kaart
gebrachte terrein.
- 252 -
01.12.2022 15:36:57
01.12.2022 15:36:57

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Diese Anleitung auch für:

34.139.90

Inhaltsverzeichnis