6.1. Controles voor gebruik
BELANGRIJK: Controleer het harnas op het
volgende:
• De riem en bindnaad verkeren in perfecte staat.
• De band en de bindnaad vertonen geen tekenen van
NL
slijtage, rafels, brandplekken of insnijdingen.
• De verstelonderdelen en de gespen vertonen geen
tekenen van corrosie of vervorming en werken en
vergrendelen naar behoren.
• De elastrac™-eenheden werken naar behoren:
uitrekken en intrekken van de riem over een afstand
van 4 cm.
Haal het HT-harnas in geval van twijfel buiten gebruik
of vernietig het.
GEVAAR: Controleer of de indicatielabels van
de valbeveiliging niet zichtbaar zijn: zie afbeelding
2a. De indicatielabels van de valbeveiling zijn
aangebracht op de achterkant van de schouderbanden
en op de valbeveiligingspunten van het borstbeen
en de borstkas. Bekijk de foto's van de verschillende
harnassen aan het begin van deze handleiding om
te zien waar de labels zich precies bevinden. Als ze
zichtbaar zijn, heeft het HT-harnas al een keer een
val gebroken. In dat geval mag het niet langer worden
gebruikt en moet het worden vernietigd.
Controleer de bijbehorende onderdelen:
Het
valbeveiligingssystemen,
connectoren en andere bijbehorende onderdelen
mogen bij gebruik geen gevaar vormen. Raadpleeg
hiervoor de specifieke instructies voor elk product.
6.2. Implementatie en gebruik
Het instellen van het harnas:
• Selecteer het meest geschikte harnas op basis van de
risicobeoordeling die is uitgevoerd voorafgaand aan
de uit te voeren werkzaamheden.
• Plaats de positioneringsbanden van het harnas plat
tegen het lichaam.
• Sluit alle vergrendelingsgespen van het harnas: zie
afbeelding 3.
• Pas de lengte van de verschillende riemen aan; met
het oog op maximaal comfort tijdens het gebruik en
optimale valbeveiliging mogen ze niet te strak of te los
zitten. Het volgende is de toestand waarbij het harnas
efficiënte bescherming biedt: zie afbeelding 3. Om de
riemen strak te trekken, trekt u aan het vrije uiteinde
A: Afbeelding 3, om de riemen losser te maken, trekt u
aan de verstelbare gesp B.
32
6. Installatie
de
vanglijn,
6.3. Positioneringsriem
• De
verbinding
positioneringsriem:
– Haak de eerste connector aan het laterale punt van
de riem, afb 3c.
– Leid het bevestigingskoord rond de steun en klem
de connector aan het uiteinde van de lijn aan het 2e
zijpunt van de riem.
– Pas de lengte van het bevestigingskoord aan (zie
instructies voor het bevestigingskoord).
Afbeelding 3.
Om de riemen strak te trekken, trekt u aan het vrije
uiteinde A: Afbeelding 3, om de riemen losser te maken,
trekt u aan de verstelbare gesp B.
Voor de maten: zie afbeelding 4.
• Kies op basis van de uit te voeren werkzaamheden
het meest geschikte verankeringspunt op het
harnas, om uw valbeveiligingssysteem te bevestigen
(afbeeldingen 7.a tot en met 7.g).
OPMERKING: Waar mogelijk moet het
verankeringspunt zich boven de gebruiker bevinden.
Het verankeringspunt moet een minimale sterkte van
12 kN hebben of voldoen aan de norm EN 795.
Voordat u het harnas gebruikt:
• Voer op een veilige plaats een initiële ophangingstest
uit om er zeker van te zijn dat het harnas juist is
afgesteld en een aanvaardbare mate van comfort
biedt voor de beoogde toepassing.
• Controleer of de verbinding met een verankeringspunt
de
of constructie tot stand wordt gebracht met behulp van
een EN 362-connector.
• Verifieer of het valbeveiligingssysteem aan het harnas
met behulp van een EN 362-connector is bevestigd op
een bevestigingspunt dat is gemarkeerd met een "A"
of op twee bevestigingspunten die zijn gemarkeerd
met "A/2".
• De bevestigingspunten van het HT-harnas die zijn
gemarkeerd met "A/2" zijn symmetrisch en moeten
met behulp van een EN 362-connector aan elkaar
worden gekoppeld: zie de afbeeldingen aan het
begin van deze handleiding; het geheel moet worden
gekoppeld aanhet valbeveiligingssysteem.
GEVAAR: Punten die niet zijn gemarkeerd met
"A" of "A/2" zijn bedoeld voor bevestiging aan de
werkplek of ophangpunten. Ze mogen niet worden
gebruikt voor valbeveiliging.
GEVAAR: Controleer voor gebruik of alle gespen
en connectoren juist zijn vergrendeld. Afbeelding 6a en
6b.
van
de
vanglijn
met
de