PROBLEMEN
2. D e sleutel staat in de
«DRAAIEN» stand, het
dashboard licht niet op, er wordt
alhoewel een geluidssignaal
gegeven
3. D e sleutel staat in de
«STARTEN» stand, het
dashboard licht op maar de
startmotor draait niet
4. D e sleutel staat in de «START»
stand, de startmotor draait maar
de motor slaat niet aan
5. E en moeilijke start of een
onregelmatige werking van de
motor
6. T ijdens het maaien is er een
krachtverlies van de motor
7. W anneer de snij-inrichtingen
ingeschakeld worden, valt de
motor uit.
8. H et controlelampje van de accu
gaat niet uit na enkele minuten
9. H et controlelampje van de olie
gaat branden tijdens het werk
(indien voorzien)
10. D e motor slaat af en het
geluidssignaal treedt in
werking
11. D e motor slaat af zonder enig
geluidssignaal.
12. D e snij-inrichtingen schakelen
zich niet in of stoppen niet
onmiddellijk wanneer ze
uitgeschakeld worden.
MOGELIJKE OORZAAK
De bescherming van de
elektronische kaart is in werking
getreden doordat:
– d e kaart nat is
– de accu niet goed is opgeladen
– z ekering met onderbroken lading
– de accu niet goed is opgeladen
– t e weinig benzineaanvoer
– e r een defect in de ontsteking is
opgetreden
– e r brandstofproblemen zijn
– de rijsnelheid is te hoog ten
opzicht van de snijhoogte
– e r is geen toestemming tot
invoegen gegeven
– de batterij niet op de juiste
manier wordt opgeladen
– e r problemen zijn met de smering
van de motor
De bescherming van de
elektronische kaart is in werking
getreden doordat:
– er te veel spanning is,
veroorzaakt door de laadregelaar
– de accu niet goed verbonden
is (er wordt onjuist contact
gemaakt)
– de accu is niet aangesloten
– p roblemen aan de motor
– d e drijfriem is losser geworden
– p roblemen met de
elektromagnetische koppeling
21
OPLOSSING
Zet de sleutel op stand "STOP"
en zoek de oorzaken van het
defect:
– d rogen met lauw/warme lucht
– l aad de accu opnieuw op
(zie 6.2.3)
– v ervang de zekering (25 A)
(zie 6.3.5)
– l aad de accu opnieuw op (6.2.3)
– controleer het niveau in de
benzinetank (zie 5.3.3)
– c ontroleer de benzinefilter
– c ontroleer of de bougiekap juist
bevestigd is
– c ontroleer of de elektroden niet
vuil zijn en of hun onderlinge
afstand juist is
– r einig of vervang luchtfilter
– m aak het bakje van de
carburateur schoon
– l eeg de benzinetank en vul met
nieuwe benzine
– controleer en vervang eventueel
de benzinefilter
– v erminder de rijsnelheid en/
of verhoog de stand van het
maaidek (zie 5.4.5)
– controleer of de
toelatingsvoorwaarden worden
gerespecteerd (zie 5.2)
– c ontacteer uw Verkoper
– Z et de sleutel onmiddelijk in de
«STOP» stand:
– c ontroleer het oliepeil ( 5.3.3)
– v ervang de filter (bij aanhouding
van het probleem dient er contact
te worden opgenomen met een
Contacteer uw Verkoper)
Zet de sleutel op stand "STOP"
en zoek de oorzaken van het
defect:
– c ontacteer uw Verkoper
– controleer de aansluitingen
(zie 3.4)
– controleer de aansluitingen (zie
3.4)
– c ontacteer uw Verkoper
– c ontacteer uw Verkoper
– c ontacteer uw Verkoper