Conrad Electronic WS 1600 Bedienungsanleitung Seite 23

so ändert sich das Wettersymbol entweder zum Besseren oder Schlechteren. Für
einen solchen Fall wird der aktuelle Luftdruckwert als neuer Referenzwert für die
Wettertendenz übernommen,
Ändern sich die Anzeigesymbole nicht, dann hat sich entweder der Luftdruck nicht
verändert oder die Veränderung ist so langsam eingetreten, dass sie von der Wetter-
station nicht registriert werden konnte. Der Anwender kann somit im manuellen Ein-
stellmodus die Empfindlichkeit gegenüber einer Luftdruckänderung entsprechend
einstellen - siehe hierzu Abschnitt EINSTELLUNG DES SCHALTEMPFINDLICH-
KEITSWERTES FÜR DIE WETTERVORHERSAGESYMBOLE!
Wenn die Symbole allerdings Sonne oder Regen anzeigen, verändert sich die Anzei-
ge auch dann nicht, wenn sich das Wetter bessert (Anzeige: SONNIG) oder ver-
schlechtert (Anzeige: REGNERISCH), da die Anzeigesymbole bereits die beiden
Extremsituationen darstellen.
Die Anzeigesymbole zeigen eine Wetterbesserung oder -verschlechterung an, was
aber nicht unbedingt, wie durch die Symbole angegeben, Sonne oder Regen bedeu-
tet. Ist z.B. das aktuelle Wetter wolkig und es wird Regen angezeigt, so deutet dies
nicht auf eine Fehlfunktion des Gerätes hin, sondern gibt an, dass der Luftdruck
gesunken und eine Wetterverschlechterung zu erwarten ist, wobei es sich aber nicht
unbedingt um Regen handeln muss.
Hinweis:
Nach der Grundeinstellung sollten die Messwerte und Wettervorhersagen für die
ersten 12 - 24 Stunden nicht beachtet werden, da die Station erst über diesen Zeit-
raum auf konstante Höhe über dem Meeresspiegel Luftdruckdaten sammeln muss,
um eine genauere Vorhersage treffen zu können.
Wie mit jeder Wettervorhersage kann auch hier keine absolute Genauigkeit garantiert
werden. Auf Grund der unterschiedlichen Klimazonen für die das Gerät entwickelt
wurde, hat die Wetterstation eine durchschnittliche Treffergenauigkeit von 75%. In
Gegenden mit plötzlichen Wetterveränderungen, z.B. von Sonne zu Regen, wird die
Wetterstation genauer sein als in Gebieten mit konstanten Wetterbedingungen, bei-
spielsweise meist sonnig.
Wird die Wetterstation an einen Ort gebracht, der deutlich höher oder tiefer als der
ursprüngliche Standort liegt, z.B. vom Erdgeschoss in die oberen Stockwerke eines
Hauses, so ignorieren Sie bitte für die nächsten 12 - 24 Stunden die Anzeigen der
Wettervorhersage! Durch diese Maßnahme hat das Gerät die Möglichkeit, größere
Messreihen zu verarbeiten und wird dadurch die neue Örtlichkeit nicht fälschlich als
Luftdruckänderung interpretieren, wenn es sich tatsächlich nur um eine geringfügige
Änderung der Höhe über dem Meeresspiegel handelt.
22
Instellen van de wektijd
Het alarm kan met behulp van de ALARM- en de SET-toets worden ingesteld.
Druk één keer op de ALARM-toets! Het „ALARM"-symbool en de alarmtijdindicaties
verschijnen in het rechter bovendeel van het LCD-scherm.
Alarm AAN-symbool
Houd de SET-toets ongeveer 2 seconden ingedrukt! De uren van de alarmtijd
beginnen te knipperen. Stel met behulp van de + - toets of de MIN/MAX-toets de
alarmtijd in!
Druk ter bevestiging van uw keuze en om naar de minutenmodus te gaan op de SET-
toets. De minuten beginnen te knipperen
Stel met behulp van de + - toets of de MIN/MAX-toets de minuten van de alarmtijd in!
Druk ter bevestiging van de keuze op de ALARM-toets! Wacht ongeveer 30 secon-
den tot het display automatisch naar de normale weergavemodus terugkeert!
Druk in de normale displaymodus één keer op de ALARM-toets, om terug te keren
naar de alarminstelmodus! Druk daarna kort op de SET-toets om het wekalarm AAN
(ON) of UIT (OFF) te schakelen! (De aanduiding van het symbool ((( • ))) betekent, dat
het wekalarm is ingeschakeld.)
Druk op de HISTORY-toets of wacht ongeveer 30 seconden tot het display terug-
keert naar de normale modus.
Let op:
De signaalduur van het wekalarm bedraagt 2 minuten. Om het wekalarm te beëindi-
gen kan tijdens het alarm op om het even welke toets worden gedrukt.
Weeralarmbedrijf
De weeralarmen kunnen zo worden ingesteld, dat ze bij bepaalde weersomstandig-
heden waarschuwingssignalen afleveren. Zo kan de gebruiker bijv. de alarmdrempel
voor de buitentemperatuur op +40°C (HI = HOOG) en -10°C (LO = LAAG) instellen,
waarbij alleen het HOOG alarm ingeschakeld wordt en het LAAG alarm uitgescha-
keld blijft (d.w.z. dat temperaturen >+40°C een alarm veroorzaken, terwijl die van <-
10°C dat niet doen).
Alarmtijdindicatie
119