Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 1
Verplichtingen van de bedrijfsleiding en
de werknemers
– Alle personen die vloeibaar gas hante-
ren, zijn verplicht, kennis te nemen van
de informatie over de eigenschappen
van vloeibare gassen, om een veilige
bedrijfsvoering te kunnen garanderen.
Deze publicatie dient steeds bij de
veegmachine aanwezig te zijn.
Onderhoud door vakkundige personen
– Drijfgasinstallaties dienen regelmatig,
tenminste één keer per jaar, door een
vakkundig persoon op werking en dicht-
heid gecontroleerd te worden (volgens
BGG 936).
– De controle dient schriftelijk te worden
vastgelegd. Aan de controle liggen de §
33 en § 37 UVV "Verwendung von Flüs-
siggas" (gebruik van vloeibaar gas,
BGV D34) ten grondslag.
– Als algemene voorschriften gelden de
richtlijnen van de Duitse Verkeersminis-
ter voor de controle van voertuigen
waarvan de motoren op vloeibare gas-
sen lopen.
Inbedrijfstelling/gebruik
– Het gas mag steeds maar uit één fles te-
gelijk worden getapt. Wordt het gas uit
meerdere flessen tegelijk gehaald, kan
het gebeuren dat het vloeibare gas uit
een fles in een andere loopt. Daardoor
zou de overvulde fles na het sluiten van
het ventiel (zie B. 1 van deze richtlijnen)
blootstaan aan een ontoelaatbare druk-
stijging.
– Bij het inbouwen van de volle fles be-
vindt zich de markering voor de juiste
positie van de fles "boven".
Het wisselen van gasfles dient zorgvuldig te
geschieden. Bij het in- en uitbouwen moet
de gasuitgangsnippel van het flesventiel
door een met een sleutel vast aangedraai-
de afsluitmoer zijn afgedicht.
– Ondichte gasflessen mogen niet meer
worden gebruikt. Ze dienen met inacht-
neming van alle voorzorgsmaatregelen
direct in de open lucht door afblazen te
worden leeggemaakt en dan als ondicht
te worden gekenmerkt. Bij het afleveren
of ophalen van beschadigde flessen
dient de uitlener of diens representant
(tankbediende bijv.) direct schriftelijk
van de bewuste schade op de hoogte te
worden gebracht.
– Voordat de gasfles wordt aangesloten,
dient de aansluitnippel op deugdelijk-
heid gecontroleerd te worden.
– Na het aansluiten van de fles moet deze
met schuimvormende middelen op
dichtheid gecontroleerd worden.
– De ventielen dienen langzaam te wor-
den geopend. Het openen en sluiten
mag niet met behulp van slaggereed-
schap plaatsvinden.
– Bij een brand met vloeibaar gas uitslui-
tend met droog koolzuur of met kool-
zuurgas blussen.
– De gehele vloeibaar-gas-installatie
dient voortdurend op bedrijfsveiligheid
76
Nederlands
en in het bijzonder op dichtheid gecon-
troleerd te worden. Het gebruik van het
voertuig met een ondichte gasinstallatie
is verboden.
– Voor het losmaken van de buis- c.q.
slangverbinding dient het flesventiel te
worden gesloten. De aansluitmoer aan
de fles komt langzaam en eerst maar
weinig los, omdat anders het gas dat
zich nog in de leiding bevindt en onder
druk staat spontaan zou uittreden.
– Als het gas uit een grote container wordt
getankt, dan dienen de eenduidige
voorschriften bij de betreffende groot-
handel in vloeibaar gas te worden opge-
vraagd.
Gevaar
Verwondingsgevaar!
– Vloeibaar gas in vloeibare vorm geeft
wonden door bevriezing op de blote
huid.
– Na de demontage moet de sluitmoer
vast op de aansluit-schroefdraad van de
fles worden geschroefd.
– Om de dichtheid te controleren dienen
zeepwater, Nekal-oplossing of een an-
der schuimend middel te worden ge-
bruikt. Het aflichten van de vloeibaar-
gasinstallatie met een open vlam is ver-
boden.
– Bij het wisselen van losse installatie-on-
derdelen dienen de inbouw-voorschrif-
ten van de fabrikant in acht te worden
genomen. Daarbij dienen fles- en
hoofdafsluitventielen te worden geslo-
ten.
– Er dient voortdurend toezicht te worden
gehouden op de toestand van de elek-
trische installatie van de vloeibaar-gas-
voertuigen. Vonken kunnen bij lekkages
van de gasvoerende installatie-onder-
delen explosies veroorzaken.
– Wanneer een vloeibaar-gasvoertuig
langere tijd heeft stilgestaan, dient de
garage voor de inbedrijfstelling van het
voertuig of van de bijbehorende elektri-
sche installatie grondig geventileerd te
worden.
– Ongevallen in verband met gasflessen
of met de vloeibaargas-installatie die-
nen direct aan de Berufsgenossen-
schaft (arbo-dienst) of het bevoegde
Gewerbeaufsichtsamt (branche-inspec-
tie) te worden gemeld. Beschadigde on-
derdelen dienen tot aan het einde van
het onderzoek te worden bewaard.
In de garages en opslagruimtes en de re-
paratie-werkplaatsen
– De opslag van drijfgas- c.q. vloeibaar-
gasflessen dient volgens de Vorschrif-
ten TRF 1996 (Technische regels
vloeibaargas, zie DA bij de BGV D34,
Bijlage 4) te worden uitgevoerd.
– Gasflessen dienen staand te worden
bewaard. Open vuur en roken zijn bij de
opslag van containers en tijdens de re-
paratie niet toegestaan. In de open lucht
opgeslagen flessen dienen tegen onbe-
voegde toegang te zijn beveiligd. Lege
flessen dienen te allen tijde zijn dichtge-
draaid.
– De fles- en hoofdafsluitventielen dienen
direct na het in de garage zetten van het
motorrijtuig te worden dichtgedraaid.
– Voor de ligging en uitvoering van de ga-
rages voor vloeibaargas-voertuigen gel-
den de bepalingen van de
Reichsgaragenordnung (rijksgarage-
verordening) en de betreffende Landes-
Bauordnung (provinciale bouwverorde-
ning).
– De gasflessen dienen in speciale, van
de garages gescheiden ruimtes te wor-
den opgeslagen (zie DA bij de BGV
D34, bijlage 2).
– De in de ruimtes gebruikte elektrische
looplampen dienen van een gesloten,
afgedichte overstolp en van een sterke
veiligheidskooi te zijn voorzien.
– Bij werkzaamheden reparatiewerkplaat-
sen dienen de fles- en hoofdafsluitven-
tielen te worden gesloten en de
drijfgasflessen tegen overmatige warm-
te te worden afgeschermd.
– Voor werkpauzes en voor beëindiging
van de werkzaamheden dient een ver-
antwoordelijke te controleren of alle
ventielen, en vooral flesventielen, zijn
gesloten. Werkzaamheden met vuur, in
het bijzonder las- en snijwerkzaamhe-
den, mogen niet in de buurt van drijfgas-
flessen worden uitgevoerd.
Drijfgasflessen mogen niet in de werk-
plaatsen worden opgeslagen, ook niet
wanneer ze leeg zijn.
– De garages, opslagruimtes en werk-
plaatsen dienen goed geventileerd te
zijn. Let er hierbij op, dat vloeibare gas-
sen zwaarder zijn dan lucht. Ze concen-
treren zich op de vloer, in werkputten en
andere verlaagde plaatsen in de vloer
en kunnen hier voor explosieve gas-
lucht-mengsels zorgen.

Werking

De veegmachine werkt volgens het veeg-
schoepprincipe.
– De roterende keerrol (1) transporteert
het vuil direct naar het veeggoedreser-
voir (2).
– De zijbezem (3) reinigt hoeken en kan-
ten van het veegoppervlak en transpor-
teert het vuil in de baan van de keerrol.
– Het fijne stof wordt via de stoffilter (4)
door de zuigturbine (5) weggezogen.

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis