3.8
Standaard beensteunen
Onderbeenlengte (fig 13)
1. Draai de stelschroef (A) enkele
slagen los met inbus 4.
2. Schuif de voetplaat (B) in de
gewenste stand.
3. Draai de stelschroef (A) vast.
Zorg dat er onder de voetplaten
voldoende ruimte is om over
obstakels te kunnen rijden.
Beensteunbreedte (fig 14)
1. Neem de kuitband los.
2. Draai de twee stelschroeven (C)
enkele slagen los met inbus 4.
3. Zet de beensteunen (D) in de
gewenste stand.
4. Draai de stelschroeven (C) vast
Beensteundiepte (optie) (fig 15)
1. Draai de inbusbout (A) enkele slagen
los met inbus 5.
2. Schuif de beensteunhouder (B) in de
gewenste stand.
3. Draai de inbusbout (A) vast.
Zorg dat de zwenkwielen de
voetplaten niet raken bij het
manoeuvreren. Als dit wel gebeurt,
moeten de beensteunen verder
naar voren worden ingesteld. Er
moet minimaal 1 cm ruimte zijn
tussen de zwenkwielen en de
voetplaten.
Zorg ervoor dat de ophangbeugel
niet hinderlijk in de knieholte duwt.
Als dit wel gebeurt, moet de zitting
verder naar voren worden
geplaatst.
Figuur 13
Figuur 14
Figuur 15
Instelmogelijkheden
11