Inhaltsverzeichnis
Werbung
Spannungswert angezeigt, so haben Sie entweder das Meßobjekt falsch ange-
schlossen oder es ist defekt.
Achten Sie beim Diodentest darauf, daß die Diode bzw. die Schal-
tung, in der sie eventuell eingebaut ist, unbedingt spannungslos
sein muß. Alle vorhandenen Kapazitäten müssen entladen sein.
schwarze
rote
Meßleitung
Meßleitung
Durchlaßrichtung
F Electric Field E.F
Mit dieser Funktion lassen sich mit dem Meßgerät berührungslos Netzleitungen auf
vorhandene Wechselspannungen im Bereich von 50 VAC bis max. 400 VAC überprü-
fen. Die Meßleitungen müssen dabei allerdings im Aufbewahrungsfach (Achtung!
Nicht quetschen) verstaut sein. Gehen Sie zur Messung folgendermaßen vor:
1. Stellen Sie den Drehschalter auf E.F
2. Der Sensor befindet sich im Kopfende an der Gehäuseunterseite. Halten Sie das
Meßgerät an die zu überprüfende Netzleitung. Ab einer Entfernung von ca. 10 cm,
in Abhängigkeit von der Spannungshöhe (z.B. 230V), ertönt ein akustisches Signal
(Intervall) und Bargraphsegmente werden je nach Intensität angezeigt.
3. Das Anzeigemaximum ist erreicht, wenn alle Segmente des Bargraphen angezeigt
werden und ein ununterbrochener Signalton ertönt.
G Batterietest
1. Stellen Sie den Drehschalter auf die Schalterposition 1,5 V (Batteriesymbol).
2. Legen Sie die Meßspitzen polungsrichtig (rot an + und schwarz an -) an die Batte-
riepole an.
3. Bei der Messung von 1,5-V-Batterien wird Ihnen die Spannung bei einer Bela-
stung mit max.ca. 1,5 mA angezeigt.
Eine exakte Aussage über den Zustand bzw. die Restkapazität
einer Batterie ist mit diesem Meßgerät jedoch nicht möglich.
16
rote
schwarze
Meßleitung
Meßleitung
Sperrichtung
aangelegde wisselspanning aan, dit betekent het benodigde meetbereik stelt zich
automatisch in.
2. Verbind de meetpunten met het meetobject (belasting, schakeling enz.).
3. De momenteel gemeten waarde wordt nu weergegeven.
Het wisselspanningsbereik "~" wijst, zoals in het gelijkspanningsbereik, een ingangs-
weerstand van 1 MOhm op, parallel aan < 100 pF (AC-gekoppeld).
Doordat de meetingang zeer gevoelig is, kan het zijn dat bij bloot-
liggende meetsnoeren (niet met een te meten object verbonden)
een of andere meetwaarde ("fantoommeetwaarde") getoond
wordt. Deze "verschijning" is normaal en verdwijnt, zodra u uw
meting uitvoert.
C Gelijkstroommeting
Voor het meten van gelijkstromen handelt u als volgt:
1. Zet de draaischakelaar op gelijkstroommeting ( = 400 mA).
2. Verbind de meetsnoeren in serie met het meetobject (zie onderstaande tekening).
Zekering
...
– –
Strom-
bron
Meet geen stromen in stroomkringen, waarin spanningen > 250
VDC resp. VAC rms aanwezig kunnen zijn, hierdoor kan het mee-
tapparaat beschadigd worden en voor uw zou een levensgevaar-
lijke situatie kunnen ontstaan. Meet beslist geen stromen boven
400 mA..
D Weerstandsmeting / Doorgangscontrole
Overtuig u er van, dat alle te meten delen van schakelingen, scha-
kelingen en modules en ook andere meetobjecten spanningsloos
zijn.
Ampèremeter/
meten meter
A
Te meten object,
verbruiker...
65
Werbung
Inhaltsverzeichnis
