4.4.5 Montage van de horizontale looprailparen
op het frame
Afb.
a
en Afb.
b
, pagina A7. Monteer het looprail-
paar (14L/14R) op de al voorgemonteerde bout (S5)
van het kozijnprofiel (1L/1R), door deze met de bout-
moer (S12) losvast vast te schroeven op het vorm-
eindstuk (16L/16R). Het later omhoog klappen moet
nog mogelijk zijn.
Afb.
c
De horizontale looprailparen (14L/14R) op-
klappen en beveiligen tegen neerklappen.
Afb.
d
, pagina A7. Monteer de looprailbochtstuk-
ken (30) op de kozijnprofielen en de verbindingspla-
ten (18), door ze met de bouten (S17 + S12) vast te
schroeven.
LET OP
Mogelijke rolblokkade bij de
overgangen van de looprails.
Zorg voor een vloeiende overgang tus-
sen de looprailprofielen, pas indien no-
dig de bochtuiteinden iets aan.
Afb.
e
Het vormeindstuk (16) met de bout (S11) op
het kopprofiel vastschroeven.
4.4.6 Afhangen van de horizontale looprailparen
Afb.
a
, pagina A8. Het afhangen van beide loop-
railparen (14L/14R) gebeurt achter, afhankelijk van
de bouwkundige omstandigheden, als wandmontage
of plafondmontage:
LET OP
Wandmontage is alleen bij de uitvoering
VL.
Procedure (A) bij wandmontage, evenals een ga-
ragebinnenbreedte tot max. BRB + 500 mm bij
deurinbouw in het midden en uitvoering VL:
Afb.
b
In de eerste stap twee hoekrails (31 of 32)
voorbereiden, door op het lange been de klemplaat
(29) te monteren. Zorg bij het vastschroeven dat de
klemplaat nog kan worden bewogen. Gebruik voor de
montage de bouten en moeren (S6 + S12).
Afb.
d
Monteer de twee hoekverbindingsprofielen
(20) aan beide zijden van de looprailverbinder (6).
Gebruik voor het vastschroeven bij voorkeur de bo-
venste gatpositie. Uitzondering: De aandrijving ver-
eist montage in de onderste.
Afb.
e
De beide voorgemonteerde hoekrails (31 of
32), zo ver mogelijk in de beide uiteinden van de
looprailverbinder (6) schuiven.
Afb.
g
Monteer de looprailverbinder (6) met de hoek-
verbindingsprofielen (20) op de looprailparen (14L/
14R). Gebruik hiervoor twee bouten (S17).
Afb.
h
Trek de beide voorgemonteerde hoekrails (31
of 32) uit de looprailverbinder (6) en deze op de gara-
gewand vastschroeven met de schroeven (S8), even-
als de bijbehorende pluggen (S9). De klemplaat (29)
slechts licht aanhalen, het verschuiven van de hoek-
rails (31/32) moet nog mogelijk zijn voor de aanslui-
tende diagonale uitlijning.
Deze montage-, bedienings- en onderhoudshandleiding moet tijdens de gehele gebruiksduur worden bewaard!
Procedure (B) bij wandmontage, evenals bij gara-
gebinnenbreedten groter dan BRB + 500 mm bij
deurinbouw in het midden en uitvoering VL:
Afb.
c
In de eerste stap twee ankerrails, bestaande
uit een C-profielrail (27) en een aansluithoekprofiel
(28) voorbereiden, de benodigde lengte afmeten en
de C-profielrail op basis hiervan afkorten. Zorg hierbij
dat bij de benodigde wandaanslagmaat 250 mm
wordt opgeteld, die later in de looprailverbinders (6)
moet blijven en voor de nodige stabiliteit zorgt. Mon-
teer in de volgende stap telkens aan een uiteinde van
de C-profielrail (27) de klemplaat (29). Monteer daar-
na aan het andere uiteinde het aansluithoekpro-
fiel (28). Gebruik voor de montage de betreffende
bouten en moeren (S6 + S12) en zorg bij het vast-
schroeven dat de onderdelen nog kunnen bewegen.
Afb.
d
Monteer de twee hoekverbindingsprofielen
(20) aan beide zijden van de looprailverbinder (6).
Gebruik voor het vastschroeven bij voorkeur de bo-
venste gatpositie. Uitzondering: De aandrijving ver-
eist montage in de onderste.
Afb.
f
De voorgemonteerde ankerrails in de looprail-
verbinders (6) schuiven.
Afb.
g
Monteer de looprailverbinder (6) met de hoek-
verbindingsprofielen (20) op de looprailparen (14L/
14R). Gebruik hiervoor twee bouten (S17).
Afb.
i
Trek de beide voorgemonteerde ankerrails uit
de looprailverbinder (6) en deze op de garagewand
vastschroeven met de schroeven (S8), evenals de
bijbehorende pluggen (S9). De klemplaten (29)
slechts licht aanhalen, het verschuiven van de anker-
rails (27) moet nog mogelijk zijn voor de aansluitende
diagonale uitlijning.
Procedure (C) bij plafondmontage, evenals bij een
garagebinnenbreedte groter dan BRB + 1030 mm
bij deurinbouw in het midden:
Afb.
d
Monteer de twee hoekverbindingsprofielen
(20) aan beide zijden van de looprailverbinder (6).
Gebruik voor het vastschroeven bij voorkeur de bo-
venste gatpositie. Uitzondering: De aandrijving ver-
eist montage in de onderste.
Afb.
g
Monteer de looprailverbinder (6) met de hoek-
verbindingsprofielen (20) op de looprailparen (14L/
14R). Gebruik hiervoor twee bouten (S17).
Afb.
j
Monteer voor de plafondophanging de hoek-
rails (31 of 32) elk met twee bouten en moeren (S6 +
S12) aan de hoekverbindingsprofielen (20) van de
beide looprailparen (14L/14R).
Gebruik daarna de bouten (S8) en bijbehorende plug-
gen (S9) voor het monteren van de plafondophanging
aan het garageplafond.
NL - 57