Werbung
Controllo della tensione del filo:
La tensione normale si trova nel settore
bianco da 3-5.
Più alto il numero, più forte sarà la
tensione.
Il controllo viene fatto con lo zig-zag più
largo.
Cucire una breve cucitura. L'annoda-
mento dei fili deve avvenire a! centro
dello spessore del materiale.
Stikselspanning kontroleren
De gebruikelijke draadspanning ligt in
de witte zone tussen 3 en 5. Hoe hoger
het cijfer; hoe zwaarder de bovenspan¬
ning. Kontroleer de spanning altijd met
de breedste zigzagsteek. Een kort stukje
proefnaaien. Verknoping van boven- en
onderdraad moet tussen de stof plaats
hebben.
WWW
Stoffdrückerhebel 19 hochstellen. Stoff
nach hinten herausnehmen.
Relever le levier 19. Dégager le tissu
vers l'arrìère.
Alzare la leva alzapiedino 19. Togliere la
stoffa verso dietro.
Stofdrukker 19 omhoog duwen. Stof
onder de voet wegtrekken.
Fadenabschneider A. Fäden einlegen
und nach unten ziehen.
Coupe-fil A. Coucher les fils dans la
fente et les tirer vers Ie bas.
Tagliafilo A: Inserire i fili e tirarli verso
il basso.
In de stofdrukkerstang is een scherp
gleufje A om de draden door te snijden.
14
Stichlängen-Einstellung (8):
Die gewünschte Stichlänge zwischen
0 und 4 mm wird an die Einstellmarkie¬
rung A gedreht. Der rote Bereich'
zwischen 0 und 1 ist zum
Knopflochnähen.
Sélection de la longueur du point (8):
Tourner le bouton 8 jusqu'à ce que la
longueur de point désirée, entre
0 et 4 mm, soit placée face au repère A.
La plage rouge, entre 0 et 1, sert pour
coudre les boutonnières.
Regolazione della lunghezza del
punto (8):
Si regola la lunghezza del punto
desiderata girando tra 0 e 4 sulla
marcatura A. Il settore rosso lira 0 e 1
serve per la cucitura degli occhielli.
I
Steeklengte instelling (8):
De gewenste steeklengte tussen 0 en 4
instellen op de markering A. De rode
zone tussen 0 en 1 is voor
knoopsgatenmaken.
Werbung
