In onoverzichtelijk, dicht begroeid terrein
bijzonder voorzichtig te werk gaan.
Bij het maaien van hoog struikgewas,
onder bosschages en heggen:
Werkhoogte met het snijgarnituur min.
15 cm – dieren (bijv. egels) niet in gevaar
brengen.
Voor het achterlaten van het apparaat:
motor afzetten.
Het snijgarnituur regelmatig, met korte
tussenpozen en bij merkbare
wijzigingen direct controleren:
–
De motor afzetten, het apparaat
stevig vasthouden, het snijgarnituur
op de grond drukken om dit af te
remmen
–
Op goede staat en vastzitten
controleren, op scheurvorming
letten
–
Beschadigde snijgarnituren direct
vervangen, ook bij zeer kleine
haarscheurtjes
Gras en takkenresten op het aandrijfhuis
regelmatig verwijderen – verstoppingen
ter hoogte van het snijgarnituur of de
beschermkap verwijderen.
FS 38
Voor het verwisselen van het
snijgarnituur de motor afzetten en de
bougiesteker lostrekken – kans op letsel
door het onbedoeld starten van de
motor.
Beschadigde of gescheurde
snijgarnituren niet meer gebruiken en
niet repareren – bijv. door lassen of
richten – wijziging van de vorm
(onbalans).
Deeltjes of breukstukken kunnen
loskomen en met hoge snelheid de
gebruiker of derden treffen – ernstig
letsel!
Bij gebruik van maaikoppen
Alleen beschermkap met volgens
voorschrift gemonteerd mes monteren,
zodat maaidraden op de toegestane
lengte worden afgesneden.
Voor het nastellen van de maaidraad bij
met de hand nastelbare maaikoppen
beslist de motor afzetten – kans op
letsel!
Onjuist gebruik met een te lange
maaidraad verlaagt het werktoerental
van de motor. Door het constant slippen
van de koppeling leidt dit tot
oververhitting en beschadiging van
belangrijke motoronderdelen (bijv.
koppeling, carterdelen van kunststof) –
kans op letsel, bijv. door het bij
stationair toerental meedraaiende
snijgarnituur!
Nederlands
81