Installatie
4
Installatie
4.1
Mechanische montage
Gebruik alleen origineel Probst-toebehoren en overleg bij twijfel met de fabrikant.
Het draagvermogen van het draagapparaat/hefgereedschap mag niet door de last van het apparaat, de
aangebouwde machines (roterende motor, insteektassen, etc.) en de extra last van de grijpgoederen
overschreden worden!
Grijpapparaten moeten altijd cardanisch worden opgehangen, zodat ze in elke positie vrij kunnen
schommelen.
De grijpapparaten mogen nooit rigide met het hefgereedschap/draagapparaat worden verbonden!
Als wordt voorkomen dat het vrij schommelt, kunnen belastingen optreden, die tot breuk/beschadigingen
van de ophanging en/of delen van het apparaat kunnen leiden.
•
Op de standaard flensplaat kan een snelwisselinrichting met cardankoppeling of een draaimotor met
cardankoppeling worden gemonteerd.
•
In ieder geval moet ervoor worden gezorgd dat de verbinding van het apparaat (VZ-H-UNI) met de
drager niet star is. Anders is er kans op breuk!
4.2
Hydraulische aansluiting
•
Voor de bediening van het werktuig (VZ-H-UNI) is een hydraulisch circuit nodig om het werktuig (VZ-H-
UNI) te openen en te sluiten. De hydraulische slangen van het draagwerktuig worden aangesloten op de
aansluitingen van het regelblok van het werktuig (VZ-H-UNI).
•
Als het werktuig (VZ-H-UNI) is uitgerust met een draaimotor, is een tweede regelcircuit nodig.
•
In het hydraulische circuit van het werktuig (VZ-H-UNI) is een stuurbekrachtigde terugslagklep
ingebouwd om te voorkomen dat de lading bij een drukval uit de tang valt.
•
Indien de drager niet over het vereiste aantal hydraulische circuits beschikt, kan een regelcircuit worden
gebruikt om twee functies te verbinden via een elektromagnetische omschakelklep (ELMV).
•
Let er bij het aansluiten op dat de hydraulische slangen geen schurende punten hebben en niet kunnen
blijven haken aan uitstekende randen tijdens hef- en daalbewegingen.
51600031-002
13 / 25
NL