2-6 Brandstof- en accualarmen
Het instrument heeft twee alarmen:
•
Weinig brandstof: Alarm klinkt wanneer
de resterende brandstof in de tank minder is
dan de alarmreactiewaarde.
Accu bijna leeg: dit alarm klinkt wanneer
•
het accuvoltage minder wordt dan de
alarmreactiewaarde.
Om de alarmen aan en uit te schakelen
en om de alarmwaarden in te stellen, zie
sectie 3-3. Indien een alarm klinkt, zal het
symbool flikkeren, de interne buzzer klinken
en eventuele externe buzzers en lichten in
werking treden. Bij een weinig-brandstof-alarm
flikkert de brandstofmeter.
Druk op ESC om het alarm uit te schakelen.
Alarmsymbool
2-7 Brandstofmeter
Geeft resterende brandstof in de tank(s) weer.
Indien de boot twinmotoren heeft laat de
meter beide tanks zien; de linkerkant is
de bakboord-tank en de rechterkant is de
stuurboordtank:
Enkele tank
Twee tanks
Vol
Bijna leeg
FUEL 3100 / DIESEL 3200 Installatie- en bedieningshandleiding
Bakboord tank
Bijna vol
Stuurboord tank
Bijna leeg
2-8 Eenheden veranderen
totdat REMAINING, USED,
1
Druk op
FLOW of ECONOMY worden weergegeven.
2
Houd
een of meerdere keren ingedrukt
om de brandstofeenheden te veranderen.
Opmerking:
Wanneer 'gal' wordt weergegeven kunnen
dit US gallons of IMP gallons zijn. Controleer
dit in het eenhedenmenu en verander
indien nodig (zie FUEL UnItS in het
UnItS menu, sectie 3-3).
Afstand- en snelheidseenheden veranderen
totdat LOG, TOTAL LOG,
1
Druk op
RANGE of SPEED worden weergegeven.
2
Druk
een of meerdere keren in om
de afstands- en snelheidseenheden te
veranderen.
2-9 Simulatiestand
De simulatiestand stelt de gebruiker in staat
om zonder te varen de FUEL 3100 te leren
kennen. In de Simulatiestand genereert de
FUEL 3100 data intern en wordt data van de
sensor genegeerd. Het woord SIM flikkert links
onder aan het scherm.
Om de simulatiestand in- of uit te schakelen:
1
Draait u het contact uit.
Houdt u ESC ingedrukt terwijl u het contact
2
weer inschakelt.
NAVMAN
33